DiscoverVorming voor elke dag
Vorming voor elke dag
Claim Ownership

Vorming voor elke dag

Author: Ds. A.S. Middelkoop

Subscribed: 38Played: 4,036
Share

Description

De Vorming voor elke dag podcast. Goud uit het verleden. Gemunt voor vandaag.
1098 Episodes
Reverse
 ‘Advent betekent komst en het woord werd vroeger gebruikt om de komst van een koning aan te kondigen. Wanneer een koning een stad kwam bezoeken moesten de wegen nagekeken worden, want er moest een vlakke weg zijn waarover die koning kon komen. Zo was Johannes de Doper de wegbereider voor de Heere Jezus Christus, opdat er een volk zou wezen, dat deze Koning zou begroeten en aanbidden.  Het zijn over het algemeen eenvoudige en ongeletterde mensen die dan komen naar de kribbe, ook al ontbreken de wijzen uit 't oosten er niet. Heerlijk is die eerste komst van Christus, Die geboren wordt in Bethlehem, neergelegd wordt in de kribbe omdat er voor Hem geen plaats was. De Heere God komt echter plaats maken voor Zijn Zoon. De herders hebben het Kindeke gevonden in doeken gewonden en liggend in de voerkribbe van de beesten en ze hebben deze Koning aanbeden. Maar deze Zaligmaker moest van de kribbe naar het kruis, want Hij kwam om de zonde te verzoenen en de schuld te betalen en de straf te dragen. En dat is het blijde evangelie van de Heere Jezus Christus, dat Zijn bloed ons reinigt van alle zonden en dat we door Hem weer met God verzoend worden, zodat de weg naar het eeuwige leven openligt. Er is echter nog een tweedeadvent, een tweede voorbereidingstijd. Want die Christus die geboren is in Bethlehem en Die gekruisigd is op Golgotha, Die de Borg en Middelaar is van een zondig en schuldig volk, moet ook in ons hart geboren worden door de Heilige Geest en we moeten het leren belijden dat Hij onze Borg en onze Middelaar is, mijn Heere en mijn God. Maar hoewel we eerst denken dat de hemel al op aarde gekomen is wanneer we zo grote zaligheid ontvangen hebben, leren we later weer duidelijk verstaan dat we nog lang niet in de hemel zijn en dat het leven een strijd is, vol aanvechting en moeite en verdriet. Zo worden we vreemdelingen op aarde en dat zullen we moeten blijven: „Ik ben, o Heer', een vreemdeling hier beneên, laat Uw geboön op reis mij niet ontbreken..." Inderdaad zijn we onderweg. We wachten op de nieuwe toekomst, op het nieuwe vaderland. En de moeilijke tijden die we nu beleven doen ons verstaan dat we hier geen vaste woonplaats hebben en dat hier het paradijs niet is. Zeker, de mensen hebben van deze aarde een paradijs willen maken en het politieke evangelie dat verkondigd werd opende hoopvolle aardse perspectieven, die nu eigenlijk weer allemaal de bodem zijn ingeslagen. Al dromen velen voort.  De tekenen van de tijden, waarvan de Heere Jezus heeft gesproken, moeten ons wakker schudden uit onze dromen en ons doen verwachten de Heere Jezus op de wolken van de hemel. Dat is het derdeadvent. We zullen het eerste en tweedeadventmoeten kennen om uit het derdeadventtroost te kunnen ontvangen. Want wie de knie voor Christus niet gebogen heeft, wie de verschijning van de Heere Jezus Christus niet heeft liefgehad, zal een donkere en bittere toekomst tegemoetgaan. Maar juist in donkere dagen mag aan Gods kinderen, aan de groten en aan de kleinen in het koninkrijk van de hemelen, aan de sterkgelovigen, maar ook aan hen die aangevochten en bestreden zijn, de troost verkondigd worden van Christus' komst op de wolken. Hij brengt al Zijn volk thuis. Er blijft niemand achter. Ook die van verre staan niet. Ook de achteraankomers niet. Is dat dan geen troost?
Jezus neemt de zondaars aan!Roept dit troostwoord toe aan allen,Die van ’s levens rechte baanOp de dwaalweg zijn vervallen:’t Rechte pad leert Hij hen gaan,Jezus neemt de zondaars aan!Geen genade zijn wij waard;Maar in d’ EvangeliebladenHeeft ons God Zijn gunst verklaard:Dat wij, hoe met schuld beladen,Dan gelovig tot Hem gaan!Jezus neemt de zondaars aan!Als een herder wil Hij trouw’t Schaap, in een woestijn aan ’t dwalen,Daar ’t zich zelf verliezen zou,Van de doolweg wederhalen,Brengen op de rechte baan:Jezus neemt de zondaars aan!Komt gij allen, komt tot Hem!Zondaars, komt! wat zou u hind’ren?Jezus roept u, hoort zijn stem,Hij maakt zondaars tot Gods kind’ren:Vrij moogt gij tot Jezus gaan;Jezus neemt de zondaars aan!O! dit geeft mij nieuwe moedBij de grootheid van mijn zonden.Door zijn god’lijk offerbloedHeeft Hij mijn rantsoen gevonden:Nu kan ik er vast op gaan,Jezus neemt de zondaars aan!Ja, nu spreekt mijn hart mij vrij,Wie bij God mij aan mocht klagen:Die eens vonnist over mij,Die heeft zelf mijn schuld gedragen.Niets kan mij nu eeuwig schaân,Jezus neemt de zondaars aan!Jezus neemt de zondaars aan,Mij ook heeft Hij aangenomen,Mij de hemel opgedaan;’k Mag vertrouwend tot Hem komen:’k Juich dan, zelfs aan ’t eind der baan,Jezus neemt de zondaars aan!Vertaler: Jan Scharp, Hervormde bundel 1938
Preek over Zacharia 12: 10.
‘Het geloof pleit ook op de macht van Degene Die belooft en is er ten volle van verzekerd dat Hij machtig is te doen wat Hij beloofd heeft en dat Hij niet iets beloofd heeft wat Hij niet zou kunnen doen. Het geloof pleit ook op het bloed van het verbond, dat al de beloften van het verbond verzegelt. Om deze reden zijn alle beloften in Christus Jezus ja en amen.Het geloof pleit ook op de liefde van God tot Christus. Het geloof bidt in Zijn Naam, dat God, vanwege de liefde die Hij Christus toedraagt, wil ‘doen gelijk Hij gesproken heeft’. Het geloof pleit ook op de onveranderlijkheid van God en van Zijn Woord, want ‘het Woord van de Heere blijft tot in eeuwigheid’ (1 Petr. 1:25). Het geloof pleit erop dat de HEERE niet wordt veranderd en de kinderen Jakobs daarom niet verteerd zijn (naar Mal. 3:6). Kortom, het geloof pleit op Gods eed: ‘God, willend de erfgenamen van de belofte overvloediger bewijzen de onveranderlijkheid van Zijn raad, is met een eed daartussen gekomen; opdat wij, door twee onveranderlijke dingen, waarin het onmogelijk is dat God liegt, een sterke vertroosting zouden hebben, wij namelijk, die de toevlucht genomen hebben, om de voorgestelde hoop vast te houden’ (Hebr. 6:17,18). Het geloof pleit tenslotte ook op Gods Naam: ‘Wat zult U niet voor Uw grote Naam doen?’ 
Verhoogd zij ’t dal, de berg geslecht,Wat kronklend voortliep worde recht!Treedt op gebaande wegenVol vreugd uw Redder tegen!Ziet hier uw Vorst, der heren Heer'!Hij komt, de Machtige, met eer,En zal uw zwakheid schragen;Gelijk een vriendlijk herdersvorst,Die zelf zijn moede lamm'ren torst,Zal Hij zijn kind'ren dragen!Zeg niet, o stervling! zeg niet meer:„Mijn weg is donker voor de Heer',Mijn recht is voor Gods ogenMet duisternis omtogen.”O, weet het nu, erken het luid:Gods arm wordt door geen macht gestuit,Wordt nimmer mat of moede.Hij schenkt de sterkte, Hij de kracht,En neemt, tot alles is volbracht,U in zijn Vaderhoede!Komt, heffen wij tot God omhoogHet zuchtend hart, het biddend oog;Zijn almacht zal ons schragen,Wat noden ons belagen.De moed kan jeugdigen ontgaan,De jong'ling struik'len op zijn baan;Maar die de Heer' verwachtenVerheffen zich met aad'laars vlucht,Al hoger op naar reiner lucht,Met steeds verjongde krachten!
‘Stel dat u een arme bedelaar ontmoet. De ellende en armoede staan op zijn gezicht te lezen. U haalt uw portemonnee tevoorschijn en biedt hem wat geld aan. Zou het niet vreemd zijn om hem dan te horen zeggen: ‘Nee, dank u, dat kan ik niet accepteren. Dat ben ik niet waard. Kijk, daarginds loopt een heer in prachtige kleding. Geef het geld maar aan hem, hij is het waard’? Dit voorval is net zo bespottelijk als uw redenering om Christus niet aan te nemen vanwege uw onwaardigheid. Kortom, Christus is het alleszins waard om door u aangenomen te worden. Stel u eens voor dat de meest hooggeplaatste prins in deze wereld een aanzoek zou doen aan de armste bedelares die er bestaat. Ze bezit geen schoonheid en heeft niets dat dienst zou kunnen doen als bruidsschat. Ze is nog niet eens waard om zelfs maar te vernemen dat er een aanzoek is gedaan. Maar de persoon die haar een aanzoek gedaan heeft, is een eerzaam mens en daarom is het begrijpelijk dat het aanbod geaccepteerd wordt. Zo is het ook hier. Christus, de Levensvorst en Koning van alle heerlijkheid, biedt Zichzelf aan. Hij is het volkomen waard om aangenomen te worden. Wijs Hem niet af, want u zult het uzelf nooit waardig achten totdat u Hem aangenomen hééft.’  Voor de hele preek zie www.tabernakel.nl
Preek over Zacharia 3.
Lukas en Handelingen‘Hier is een dokter, die meegaat in het zendingswerk, niet om daar zijn medische praktijk uit te oefenen, maar om daar het Evangelie te verkondigen. Die eerste zendelingen kenden maar één hartstocht, namelijk om het Evangelie te verkondigen. Je zou nu soms vrezen, dat de zending meer medische zending wordt. De predikers worden nu sociologen, psychologen, medici, onderwijsmensen. Vroeger was dat net andersom. Zo'n dokter als Lukas moet men in elk geval zoeken. Hun beroep is een weinig geestelijk beroep geworden, terwijl toch ziel en lichaam een eenheid vormen. Eigenlijk moesten de theologie en de medische wetenschap hand in hand gaan. En in elk geval behoort elke dokter een gelovig man te zijn. En dat een dominee een gelovig en geestelijk man behoort te zijn, zullen wij er en passant maar bij vermelden! Voor een vriendHet heeft Lukas goed gedacht ook te schrijven. Dat is goed: een gewezen tollenaar Levi (Mattheüs), een man met een onbekend beroep (Marcus), een rederszoon Johannes en nu nog een dokter onder de Evangelisten. Het koninkrijk van de Heere Jezus is geen klassen-of rangenkoninkrijk. Het heeft hem goed gedacht. Hij heeft er zelf over gedacht. Het leek hem nuttig. Het leek hem goed. Het is in zijn hart geweest. Hij deed het eigenlijk alleen maar voor één man. Hij was er zo van overtuigd, hij was er zo vol van, dat hij voor die ene mijnheer (die het overigens allang wist, die er in onderwezen was) het allemaal nog eens onderzoeken wilde, nauwkeurig bij de ooggetuigen, bij de aanschouwers, bij de oorgetuigen, bij de dienaars van het Woord navragen wilde, om het dan voor hem uitvoerig te boek te stellen.  BijbelWist deze man — Lukas — dat dat, wat hij als brochure, als brief aan een vriend eens schreef, door de Heilige Geest gebruikt zou worden, verkoren zou worden om een onderdeel van de bijbel te worden? In de rij geplaatst zou worden met al de geschriften van het Oude Testament? Wist deze man, dat wat hij aan een vriend schreef, over de hele wereld verspreid zou worden in het meest bekende en gelezen boek, de bijbel?  En hij heeft het toch zo nauwkeurig onderzocht, van voren aan, van de geboorte van Johannes de Doper aan, van de geboorte van de Heere Jezus te Bethlehem aan. Er leefden nog allerlei mensen, die het overgeleverd gekregen hebben van de ooggetuigen zelf. Schrijven wij zo nauwgezet onze brieven? Schrijven wij zo nauwgezet onze godsdienstige brieven? Onderzoeken wij daarbij, wat wij hebben te schrijven ook nauwkeurig? Lezen wij zo de precies tot stand gekomen geboortegeschiedenissen van onze Zaligmaker en Zijn voorloper? Wat met zoveel aandacht ontstaan is, mag wel met evenveel aandacht gelezen, bestudeerd en geloofd worden. 
God roept ons, broeders, tot de daad. Zijn werk wacht; treedt dan aan, en weest gereed om elke weg, die Hij u wijst, te gaan. Wij weten dat, wat komen mag, toch hij slechts wint, die waagt. En wie zichzelve geven wil, door 't donker vlammen draagt. God roept, en in Hem is de kracht, die onze zwakheid staalt. Dit is de vreugd, dat Hij het doel en onze vaart bepaalt, dat Hij ons over grenzen heen laat zien het groot gezicht van aller mensen broederschap in 't ene Godd'lijk licht. God roept, en wat de mensen scheidt, dat zij geen scheiding meer. Zijn liefde houd' ons allen saam en samen met de Heer’. Want wat er in de wereld woed', toch is het God die wint, en in een elk die Hem behoort, het nieuwe rijk begint.
Maandelijks hield Stott een dag van retraite, waarbij hij tijd nam om te denken, plannen te maken, te bidden, te schrijven en het afhandelen van moeilijke brieven. Zijn eerste boek ‘Man with a message’ kwam in 1954 uit. Daarin staat een passage over Nicodemus’ ingaan in het Koninkrijk van God. ‘Jesus told Nicodemus that “no one can see the Kingdom of God unless he is born again.” And new birth is “a deep, inward, revolutionary change of heart effected by the Holy Spirit.” How can this change came about? There are three conditions: repentance, faith and self-surrender. “This claim on our total allegiance,” schreef John in zijn eerste boek, “is one which we all need to face squarely today. Jesus never encouraged half-hearted discipleship. He asked for all or nothing (…) Such self-denial is true self-discovery.’ De lezingen die John hield voor studenten, leidden tot zijn boek ‘Basic christianity’, wat een wereldwijde bestseller werd. John bleek gepassioneerd voor het studentenwerk, zo blijkt uit een studentenmissietrip die hij maakte naar Australië en Nieuw-Zeeland. Ook in Afrika bereikt hij in het begin van de zeventiger jaren studenten. Denk aan landen als Sierra Leone, Nigeria, Kenya en Zuid-Afrika. Ook in Amerika werd hij een graag gehoorde spreker onder studenten. In toenemende mate vond Stott het van belang om ‘dubbel te luisteren’. Allereerst naar de Schrift, maar ook naar stemmen in de omliggende wereld. Met overtuiging stond Stott in de Anglicaanse kerk. Wat hem na nauwe omgang met Lloyd-Jones die hem eerder graag als zijn opvolger zag, een breuk opleverde met de doctor en zijn volgelingen. In Lausanne organiseerde Graham in 1974 een internationaal congres voor wereldevangelisatie. Met deelnemers uit 150 landen. De thema’s ‘evangelism’ en ‘social action’ verdeelden de deelnemers aan het congres. Stott meende dat het zowel nodig is om discipelen te maken, als te dienen. Hij beoogde een synthese van ‘evengelism’ en ‘social action’. ‘If we truly love our neighbour we shall without doubt tell him the Good News of Jesus. But equally if we truly love our neighbour we shall not stop there (…) Love (…) expresses itself in service wherever it sees need.’ Zijn aanwezigheid bij de bespreking en eindredactie van het document waarin de opbrengsten van Lausanne werden samengevat, bleken bepalend voor centrale gedachten over deze thema’s in de opvolgende decennia. Ook Billy Graham ondertekende het document, in tegenstelling tot diens vrouw Ruth; zij vond de focus op een simpele levensstijl te dominant in de tekst. Zij zei tegen John Stott: ‘Als je had gezegd “eenvoudiger”, dan had ik getekend. Maar wat is “eenvoudig”? Jij woont in twee kamers. Ik heb een groter huis. Jij hebt geen kinderen. Ik heb er vijf. Jij zegt dat jouw leven eenvoudig is, maar het mijne niet.’  Een hart voor armen, dat had Stott. Zijn gemeente merkte dat steeds weer aan zijn preken. De grote bedragen aan royalties die Stott ontving voor zijn boeken zette hij in om allerlei christelijke doelen te steunen. EvaluatieStott bleek in staat om enerzijds focus te houden op de urgentie van het winnen van zielen voor Christus. Waarbij hij de verlorenheid van de mens, de urgentie van wedergeboorte en bekering en het persoonlijk leren kennen van Christus voor ogen hield. Tegelijkertijd ging dit gepaard met warme ontferming over hen die door armoede, lijden en uitsluiting geraakt werden. Hij wist het hoofd, hart en de handen van de christelijke navolging evenwichtig te laten functioneren. Door zijn groeiende populariteit en intellectuele denkkracht, wist hij het evangelie te ontsluiten voor een opkomende generatie. Zowel voor gewone mensen, als voor studenten. Niet alleen in Engeland, maar wereldwijd. Een irenisch man, die de confrontatie niet uit de weg ging. Met het oog op Christus, de voleinder van het geloof.   Leestip en bron: Basic Christian – The inside story of John Stott, R. Steer (2009). 
JeugdJohn Stotts’ vader maakte carrière in de medische wetenschap en stond hoog aangeschreven in zijn vak. Voor hem was het uitgangspunt de rede, op alle terreinen van het leven. Moeder Lily was van Lutheraanse afkomst en leerde haar kinderen kerkgang, Bijbellezen en bidden tot onderdeel maken van hun bestaan. Vader Stott bezocht de kerk slechts twee tot drie keer per jaar. Tijdens zijn studie typeerde men John als vriendelijk, open, sociaal en sensitief. Onder de bediening van schooljongenspastor Eric Nash kwam John tot bekering. John wilde predikant worden, maar zijn vader hield dit tegen. Dankzij bemiddeling door de bisschop die toestemming zou moeten verlenen, werd het intreden als kandidaat voor de opleiding uitgesteld. Tijdens de oorlog bleek John pacifist. Dit maakte zijn vader, die op dat moment aan het front diende, woedend. Hij weigerde de opleiding van John te betalen. Hoewel ook dat punt van twist uiteindelijk geplooid werd. PastorAls schooljongen kwam John onder de indruk van de bediening van Eric Nash. Hij organiseerde jaarlijks zomerkampen die voor generaties jongens van bijzondere betekenis werden. Nash wilde Groot-Brittannië winnen voor Christus. Jarenlang zou John als zijn ‘kampsecretaris’ fungeren, waarbij hij zaken tot in de puntjes regelde. Op een bepaald moment spreekt John als jonge pastor een jongen die een eind aan zijn leven wil maken. Hij geeft hem de opdracht om te wachten tot na het zomerkamp en ondertussen het evangelie van Johannes te lezen. De jongen zond hem in die periode twee brieven vol bitterheid over God. Bij John’s terugkomst in Londen zei de tiener echter: ‘Ik heb besloten dat ik deze dag, waarop ik een eind aan mijn leven wilde maken, christen te worden.’ Stott vroeg hem waarom. De jongen antwoordde dat de manier waarop Jezus gekruisigd werd niet eerlijk was, het was namelijk Goede Vrijdag die dag. Vervolgens nam John later die dag met hem het ABC van Erik Nash door: Admit (or acknowledge) your need of Christ.Believe that Christ died for you.Come to him.Hij riep de jongen op om Jezus die klopte aan zijn deur toe te laten. Zonden te belijden. De jongen werd christen. OnderklasseJohn had een zwak voor de onderklasse in de Londense samenleving. Om het leven van zwervers beter te begrijpen, kleedde hij zichzelf als zwerver en mengde zich onder hen. Toen hij in een hostel voor daklozen wilde slapen, zag hij hoe een officier van het Leger des Heils een man bruusk behandelde. Toen viel de ‘dakloze’ Stott uit zijn rol: ‘Als een Heilsofficier zou je deze man moeten winnen voor Christus, in plaats van hem op deze manier behandelen!’ Niet veel later werd hij in een andere instelling herkend als iemand die geen dakloze kon zijn. Voor John was dit een manier om een deel van Londen te leren kennen, dat zich anders aan zijn blikveld onttrok. Leestip en bron: Basic Christian – The inside story of John Stott, R. Steer (2009).
Preek over Jesaja 7: 14.
Preek over Ex. 16: 4, mede met het oog op de kinderen.
Preek over Matt. 6: 33.
Spurgeon: Zeker weten!

Spurgeon: Zeker weten!

2025-11-2703:32

‘O,’ zou u zeggen, ‘het kerstdiner zou mij veel beter smaken wanneer ik zeker van deze zaak zou zijn.’ U zou de hele dag gespannen afwachten en geen rust hebben tot u zeker wist of het bericht waar is of niet.Vandaag is er ook een bericht de wereld ingegaan – en het is nog waar ook: Jezus Christus is in deze wereld gekomen om zondaren zalig te maken. De vraag is of Hij ook u zalig heeft gemaakt en of u deel aan Hem hebt. Ik smeek u: ga niet slapen voordat u weet dat uw naam in Gods handpalmen gegraveerd is. Wat, mens! Is uw eeuwige bestemming iets onzekers voor u? Het gaat hier over hemel en hel – zult u dan rusten voordat u weet wat uw eeuwig deel is? Bent u nog rustig, terwijl het de vraag is of God u liefheeft of dat Hij toornig op u is? Kunt u zich nog op uw gemak voelen terwijl u in twijfel verkeert of u verloren ligt in zonden of bent gerechtvaardigd door het geloof in Christus Jezus?Sta toch op, mens. Ik smeek u bij de levende God, en om de redding van uw ziel: sta op en lees wat er geschreven staat. Zoek en kijk, beproef en onderzoek uzelf of het voor u waar is of niet. Want als het voor u waar is, waarom zou u het dan niet weten? Als de Zoon mij gegeven is, waarom ben ik daar dan niet zeker van? Als het Kind voor mij geboren is, waarom zou ik het nu dan niet duidelijk weten? Waarom zou ik dan niet al mogen genieten van dit voorrecht, waarvan ik de waarde nooit ten volle kan schatten tot ik in de heerlijkheid kom?'
Moed laten zakken‘Wij kunnen gebukt onder de lasten en moeilijkheden die hetambtmet zich meebrengt, ertoe komen de moed te laten zakken. Wij blijven dan nog wel zitten maar er gaat van ons geen kracht en geen initiatief meer uit. De trouw zal dan zeker verslappen. Wij tonen geen belangstelling meer voor wat er in de kerk gebeurt, misschien nog maar alleen voor wat er gebeurt in eigen gemeente. Wij laten ons gezicht niet meer zien op de bredere vergaderingen van de kerk. De volharding is uit ons werk. Zou deze geest van de moedeloosheid en verslapping zich van ons meester maken, dan is onze kracht gebroken, is er van ons voor de kerk niet veel meer te verwachten. Dan zijn wijzelf mede de oorzaak van het verderf en de ondergang van de kerk. Moed houdenHet kan gelukkig echter ook anders. Zoals een palm pleegt te groeien onder druk zo kan het ook ons gaan in ons ambtswerk. Wij kunnen er sterker door worden. Gestaald in het geloof. Wij kunnen er mannen onder worden, die weten waar zij voor staan. Voor God een kind maar voor de mensen een man! Levend en werkend vanuit de kracht van Gods eeuwige trouw. Dan zijn wij waar wij zijn moeten, waar wij nodig zijn en waar wij geroepen worden. Dan schamen wij ons niet. Dan trotseren wij desnoods smaad, maar laten ons ook niet door vleierij verschalken. Dan zijn wij banger voor de lof dan voor de kritiek, omdat wij onszelf zo goed kennen. Wie in onze tijd ambtsdrager is, ik moet zeggen: mag zijn — want het is en blijft een voorrecht, een genade — die heeft nodig dicht te leven bij de bron van het eeuwig zekere en vaste Woord van God. Hij zal zich, zoals het bevestigingsformulier het zo schoon zegt, moeten oefenen in de overleggingen van het geloof. Hij moet geworteld staan in het Geloof der kerk. Hij moet weten wat zijn opdracht is, met welke boodschap hij komen mag tot de mens. Dan kan hij vandaar uit de woorden vinden die hij zeggen moet, mits God zelf hem licht en wijsheid schenkt.WelkomZo is onze arbeid toch nog zinvol. Kan zij vrucht dragen voor de kerk, voor Gods eeuwig koninkrijk. Terwijl wij bovendien zullen ervaren, dat de zegenende ziel vet zal worden (Spr. 11: 25) Daarom toch een welkom, een hartelijk welkom aan het adres van alle broeders, die (opnieuw) pas bevestigd zijn. De Heere sterke u. Hij geve u dat uw gezin meewerkt. Hij zij met u in al uw arbeid!’ 
Preek naar aanleiding van NGB artikel 27.
TempelAmos blikt in hoofdstuk 9 van zijn profetie vooruit naar het herstel van ‘Davids vervallen tent’. Waarschijnlijk werd hier volgens Christopher Wright de eschatologische tempel mee bedoeld, namelijk het messiaanse volk van God. Hierbij gaan Jood en heiden samen op. Wright stelt dat de vroeg-christelijke gemeenschap zichzelf zag als de eschatologische tempel die Jezus beloofde te bouwen. In plaats van naar de eerdere fysieke tempel zouden de heidenen zich vervoegen bij deze nieuwe messiaanse tempel, zonder dat ze eerst proseliet hoefden te worden. Overigens laten ook Ef. 2: 11-22 en 1 Petr. 2: 4-10 dergelijke motieven zien. De tempel was een cruciale plek, dat de heidenen daar toegang toe zouden krijgen was bijzonder. Tal van profetieën doelden hierop in het Oude Testament.  VolkenHet doel van het uitgaan richting de volken is dat zij worden verzameld tot het koninkrijk van God, als vervulling van het visioen zoals de schrift dat toont. Zij worden verzameld om door de Heilige Geest de nieuwe tempel te vormen, in vereniging met Christus. Van veraf zijn de heidenen nu volgens Paulus dichtbij gekomen. Zij zijn deel van hetzelfde lichaam van Christus.   Bron en leestip: Wright C.J.H. (2011), The mission of God, Nottingham: Inter-Varsity 
Door de nacht van smart en zorgenschrijdt de stoet der pelgrims voort,zingend lied’ren van de morgen,nu het nieuwe licht weer gloort.Stralend wenken ons door ’t duisterglanzen van ’t beloofde land.Angsten wijken voor die luister,en Gij grijpt de broederhand.God is zelf vooraan geschreden,Hij verlicht, verlost Zijn volk,baant het pad, dat wij betreden,en verjaagt de donk’re wolk.Eén is ’t doelwit onzer gangen,één ’t geloof dat nooit versaagt,één ons vurig heilsverlangen,één de hoop, die naar God vraagt.Eén het lied, dat duizend lippenheffen als met éénen mond,één de strijd, één de gevaren,één het doel, in God gegrond.Eén is ’t uitzicht van verblijdenaan de verre, eeuw’ge kust,waar d’ Almacht’g’ ons heen wil leiden,waar de ziel in vrede rust.Voorwaarts dan, o reisgezellen!Voort! Het kruis zij onze kracht.Draagt Zijn smaad en laat u stellenin Zijn dienst. Het moet volbracht!Eens komt dan het groot ontwaken,eens de zege op de dood.Dan zal God een einde makenaan ellend’ en allen nood.
Artikel VIII van deze Kerkorde luidt: ‘Als Christusbelijdende geloofsgemeenschap gesteld in de wereld om Gods beloften en geboden voor alle mensen te betuigen, vervult de Kerk, in de verwachting van het Koninkrijk van God haar apostolaire opdracht in het bijzonder door haar gesprek met Israël, in het werk der zending, door de verbreiding van het Evangelie en de voortdurende arbeid aan de kerstening van het volksleven in de zin der Reformatie.’ Dit wordt als volgt nader uitgewerkt: ‘De Kerk richt zich in de verbreiding van het Evangelie tot hen, die daarvan zijn vervreemd, om hen terug te brengen tot de gemeenschap met Christus en Zijn Kerk, blijft in al haar geledingen strijden voor het reformatorisch karakter van staat en volk en wendt zich, in de verwachting van het Koninkrijk Gods, in de arbeid der kerstening tot overheid en volk, om het leven naar Gods beloften en geboden te richten.’ Er was in die jaren sprake van hernieuwde Bijbels-theologische bezinning. Men plaatste dit nieuwe belijden tegen de horizon van het Rijk Gods en de wereld. Missionaire prediking is allereerst Christusprediking; en daarmee prediking van het koninkrijk van God. Dit zet de roeping van de gemeente in perspectief, namelijk met als opdracht om het koninkrijk te verkondigen met woord en daad. Noordegraaf: ‘Zo is zij als missionaire gemeente betrokken in Gods eschatologisch handelen.’ Dat gaat niet samen met machtsvertoon of hoogmoed: ‘Want een getuigende gemeente staat in dienst van een Heer die gekruisigd is om onze zonden.’ Met een verwijzing naar Pasveer ziet Noordegraaf de gemeente als ‘theocratische gemeenschap’. Daarbij is zij teken, maar ook getuige en dienares van het koninkrijk. Opgenomen in de beweging van de missio Dei, de geschiedenis van God met de wereld. Volgens Noordegraaf heeft het ‘getuigenis’ (de verkondiging van het goede nieuws van vrijspraak) principieel prioriteit binnen de missionaire gemeente. Hij plaatst dit boven de andere door dr. J. Verkuyl genoemde aspecten: gemeenschap, dienstbetoon en bevordering van recht en gerechtigheid. Leestip en bron: Noordegraaf A., (1998), Vijf broden en twee vissen, Zoetermeer: Boekencentrum
loading
Comments