DiscoverBijbellezen met Jan
Bijbellezen met Jan
Claim Ownership

Bijbellezen met Jan

Author: Jan Heijnen

Subscribed: 46Played: 934
Share

Description


Welkom bij de Bijbellezen met Jan-podcast. Mijn naam is Jan Heijnen. Ik ben auteur van het boek ‘De Bijbel in 1 Dag’ en oprichter van het platform Bijbellezen met Jan. Ik wil mensen zoals jou helpen met het lezen, begrijpen en geloven van de Bijbel.

In het eerste seizoen van de podcast bespreek ik in vogelvlucht alle Bijbelboeken. Deze afleveringen zijn gebaseerd op het boek 'De Bijbel in 1 Dag'. Het tweede seizoen staat in het teken van hoe je de Bijbel kunt lezen. Hierbij wissel ik solo-afleveringen af met gesprekken met gasten. 

Wil je ook met mij de Bijbellezen? Probeer dan eens een cursus of challenge. https://bijbellezenmetjan.nl/shop. 



209 Episodes
Reverse
S5, A6 - Ruth les 6 - Van Boaz en Ruth naar Jezus
S5, A5 - Ruth les 5 - De losser beslist, de bruid wast
S5, A4 - Ruth les 4 - Boaz en Ruths avondmaal
Hoi, hartelijk welkom bij de Bijbellezen met Jan-podcast. Vandaag een bonus-aflevering. Ik ben bezig met een boek over de geschiedenis van de Bijbel waarin ik het antwoord zoek op cruciale vragen over de betrouwbaarheid van de Bijbel. Als je deze aflevering luistert in de maand september van 2025, dan kun je ook meedoen aan een speciale win actie, waarbij je kans maakt op het winnen van al mijn boeken. Je hoeft alleen maar je e-mailadres in te vullen op bijbellezenmetjan.nl/win. Alle deelnemers krijgen gratis het eBook De Bijbel in 1 Dag. Maar dat is niet enige. Je krijgt ook mijn eBook over de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel zodra het af is. Dus ga naar Bijbellezenmetjan.nl/win om kans te maken op de de paperbacks van mijn boeken. Dan krijg je ook later het andere eBook. In deze speciale aflevering wil ik het met je hebben over een belangrijke vraag: is de Bijbel wel Gods Woord? Of is het mensenwerk? Is de Bijbel Gods Woord of mensenwerk? Het gebeurt vaak op momenten dat je het niet verwacht. Bij het koffieapparaat op je werk gaat het gesprek ineens over geloof. Je verzamelt je moed en zegt: ‘In de Bijbel staat…’ Nog voor je zin af is, reageert je collega: ‘De Bijbel? Dat vervalste boek? Dat kun je toch niet serieus nemen.’ Met je beker in de hand voel je een knoop in je maag. Of je zit bij familie aan tafel. Iemand zegt: ‘Hoe kun je daar nou in geloven? Iedereen weet toch dat bisschoppen in Nicea bepaalden welke boeken erin mochten en welke niet. Ze hielden alleen wat in hun straatje paste.’ En dan die filmpjes op social media. Mensen die met stelligheid beweren dat monniken eeuwenlang fouten maakten bij het overschrijven. Soms gaat het nog verder: verhalen over geheime groepen zoals de illuminati die de Bijbel zouden hebben gemanipuleerd. In onze tijd hoor je het steeds opnieuw: de Bijbel zou een sprookjesboek zijn. Een leugen. Een oud wetboek dat achterhaald is. Wat zeggen anderen tegen jou over dat boek waar jij van houdt? Ik ben er zelf ook niet ongevoelig voor. Soms hoor ik dat stemmetje in mijn hoofd: Wat als ze gelijk hebben? Wat als het boek waarin ik geloof, waardoor ik bid om kracht en waarin ik troost vind, niet meer is dan een mensenwerk? Verhalen die door machthebbers zijn aangepast? Alleen al het stellen van die vragen voelt als verraad aan mijn geloof. Maar de vragen zijn er wel. En ze doen pijn, omdat ze raken aan wat ons het meest dierbaar is. De Bijbel is het meest gelezen boek ter wereld, maar ook een boek dat omgeven is door dit soort vragen en complottheorieën. Ze verdwijnen nooit helemaal. Daarom wil ik ze serieus nemen. Durf je het aan om samen met mij op onderzoek te gaan? We beginnen bij de eerste en meest fundamentele vraag: Is de Bijbel Gods Woord, of toch vooral mensenwerk? Waar de vraag vandaan komt Dit spanningsveld bestaat al zo lang als het christendom zelf. Aan de ene kant zijn er gelovigen die zeggen: ‘De Bijbel is door God gegeven. Elk woord, elke komma klopt.’ Voor hen voelt twijfelen aan de betrouwbaarheid bijna als verraad. Aan de andere kant staan critici die de Bijbel zien als elk ander oud boek. Zij wijzen op tegenstrijdigheden, op verhalen die historisch niet te controleren zijn, en op teksten die duidelijk uit verschillende tijden komen. ‘Dit is gewoon mensenwerk,’ zeggen ze. ‘Oude verhalen die door de eeuwen heen zijn aangepast.’ En eerlijk: ze hebben niet helemaal ongelijk. De eerste vijf Bijbelboeken worden vaak aan Mozes toegeschreven. Maar kan dat wel? Hoe kan hij dan zijn eigen dood beschrijven (Deuteronomium 34)? Soms staan er ook zinnen die duidelijk uit een latere tijd komen. Neem Genesis 22:14. Daar lezen we dat Abraham de plaats waar hij zijn zoon bijna offerde ‘De HEER zal erin voorzien’ noemt. En dan volgt: ‘Vandaar dat men tot op de dag van vandaag zegt: Op de berg van de HEER zal erin voorzien worden.’ Dat klinkt alsof iemand veel later terugkijkt. Daarnaast ontdekten wetenschappers dat er verschillende schrijfstijlen door elkaar heen lopen. Het voelt alsof je een puzzel probeert te leggen waarvan de stukjes niet helemaal passen. Hoe reageren mensen daarop? • Sommige christenen wuiven de vragen weg: ‘Je moet dit gewoon geloven. God kan alles.’ Ze doen alsof de Bijbel rechtstreeks uit de hemel is gevallen. Maar dat voelt toch wrang. Alsof je je verstand uit moet zetten. • Anderen gaan de andere kant op: ‘Zie je wel? Het is gewoon mensenwerk. Hooguit kun je er nog wat levenslessen uit halen.’ Maar… de Bijbel zelf vertelt hoe hij is ontstaan. Het begin van schrijven in de Bijbel De eerste keer dat God zegt: ‘Schrijf dit op’ staat in Exodus 17. Israël trekt net bevrijd uit Egypte door de woestijn. Dan vallen de Amalekieten hen aan. Er volgt een strijd die Israël met Gods hulp wint. Na de overwinning zegt God tegen Mozes: ‘Schrijf dit als herinnering in een boekrol.’ Het gaat om dit moment. Dit verhaal van redding. De tweede keer komt een paar hoofdstukken later, in Exodus 24. Mozes is terug van de berg met de Tien Geboden en andere wetten. Hij vertelt het volk wat God gezegd heeft. Zij antwoorden: ‘Alles wat de HEER gesproken heeft, zullen wij doen.’ Daarna schrijft Mozes de woorden op. Twee keer schrijven. Twee keer gaat het niet om een neutraal verslag, maar om identiteit en relatie. • Wie zijn wij als volk? • Hoe leven wij met God? Het ene document vertelt het verhaal van redding. Het andere legt vast wat het betekent om Gods volk te zijn. Samen vormen ze de kern van de Bijbel: elke generatie opnieuw leren wie we zijn, waar we vandaan komen, waarom we bestaan, en hoe onze relatie met God eruitziet. Menselijk werk zichtbaar Wie goed leest, ziet overal menselijke sporen. En de Bijbel verbergt dat niet. Neem het laatste hoofdstuk van Deuteronomium. Daar staat hoe Mozes sterft. Hij verdwijnt gewoon. En: ‘Tot op de dag van vandaag is er geen profeet meer opgestaan zoals Mozes.’ Duidelijk geschreven vanuit een later moment. Of kijk naar Numeri 21, waar wordt geciteerd uit het ‘Boek van de oorlogen van de HEER’. Het Hebreeuws is daar veel ouder dan de rest. Toch worden deze Bijbelboeken aan Mozes toegeschreven. Mozes werkte dus met bronnen die al bestonden en na zijn dood is er dus nog aan de tekst gewerkt. Ook bij de profeten zie je dit. Jeremia had een secretaris, Baruch, die zijn woorden opschreef. Toen koning Jojakim de eerste boekrol verbrandde, schreef Baruch een tweede versie – en voegde er zelfs meer woorden aan toe. En de Psalmen? We denken vaak aan David, maar er zijn veel andere namen die worden genoemd als psalm-schrijvers: Salomo, Asaf, Ethan, Heman, en zelfs Mozes. Het is een verzameling gedichten en liederen die groeide door de eeuwen heen, met bijdragen van verschillende dichters en zangers. Gods inspiratie door de Geest Toch presenteert de Bijbel zichzelf niet als gewoon mensenwerk. Paulus schrijft aan Timoteüs: ‘Elke Schrift is door God geïnspireerd’ (letterlijk: God-ademend). Let op: hij zegt niet dat alleen de schrijvers geïnspireerd waren. Hij zegt dat de teksten zelf God-ademend zijn. Het eindresultaat draagt Gods adem, ook al waren er generaties van mensen bij betrokken. De brief aan de Hebreeën laat dit mooi zien. Daar wordt Psalm 95 twee keer geciteerd. De ene keer staat er: ‘Zoals de Heilige Geest zegt…’ De andere keer: ‘Zoals David zegt…’ Voor de schrijver was dat geen tegenstelling. Dezelfde tekst heeft zowel een menselijke als een goddelijke auteur. Inspiratie betekent dus niet dat God elk woord dicteerde en mensen alleen maar noteerden. Het betekent dat Gods Geest door mensen en hun culturen heen werkte, door generaties van schrijvers en redacteuren, door het hele proces van ontstaan en overdracht. De spanning tussen God en mens Voor ons kan dit ongemakkelijk zijn. We willen graag weten: wat is precies gebeurd en wat is literaire creativiteit? Zijn de namen die we lezen echt historisch, of soms symbolisch bedoeld? Die spanning is er. En die hoeft niet opgelost te worden. De naam Abel bijvoorbeeld betekent in het Hebreeuws ‘damp’. En inderdaad: hij verdwijnt snel uit het verhaal. Paulus noemt de tovenaars van farao bij naam (Jannes en Jambres), terwijl die namen nergens in Exodus staan. Schrijvers bewaren geschiedenis én geven er creatief vorm aan. De Bijbel schaamt zich daar niet voor. Zoals Jezus volledig mens én volledig God was, zo is de Bijbel volledig menselijk én volledig geïnspireerd. Het is niet ondanks het menselijke element betrouwbaar, maar juist omdat God via hen tot ons spreekt. Een mozaïek van God en mens De Bijbel is geen kant-en-klare download uit de hemel. Het is een mozaïek, opgebouwd door eeuwen heen. Menselijke stemmen en Gods adem, verweven tot één geheel. Mozes schreef. De Levieten bewaarden. Profeten spraken. Schrijvers noteerden. Psalmisten zongen. Redacteuren voegden samen. En door dit alles heen blies Gods Geest zijn adem. Geen ‘dicteerder’ die woord voor woord dicteerde. Maar een God die mensen inschakelde, hen meenam, hun stemmen gebruikte. Het resultaat: een boek dat menselijk oogt, maar goddelijk klinkt. Daarom is de vraag ‘Gods Woord of mensenwerk?’ verkeerd gesteld. Het is geen óf-óf. Het is én-én. De Bijbel is volledig menselijk én volledig Gods Woord. En precies daardoor spreekt hij vandaag nog met kracht. En dat past bij wie God is. Hij doet zijn werk altijd samen met mensen. • Adam en Eva mochten over de schepping waken. • Noach mocht de ark bouwen. •...
S5, A3 - Ruth les 3 - Veilig onder Gods vleugels
S5, A2 - Ruth les 2 - Noem mij niet langer volheid
S5, A1 - Ruth les 1 - Waarom verlaten jullie het 'Huis van brood'?
Introductie: Openbaring We zijn aangekomen bij het slotakkoord van de Bijbel: Openbaring. Is het niet fantastisch dat God ons ook verteld hoe het verhaal van God en mens zal aflopen? Openbaring is wel een boek dat soms lastig te begrijpen is. Het zit vol profetieën en beeldspraak. De details kunnen misschien voor verwarring zorgen, maar de hoofdlijn is niet moeilijk te volgen. We bezoeken nog één keer de apostel Johannes, die verblijft op het Griekse eiland Patmos. Jezus verschijnt aan hem en vertelt Johannes om namens Hem brieven aan zeven kerken te sturen. Daarna krijgt Johannes visioenen van de hemel én van de komst van de nieuwe aarde en de nieuwe hemel. God rekent definitief af met het kwaad, vestigt Zijn koninkrijk op aarde en wij die op Hem vertrouwen mogen voor altijd bij Hem zijn.   Openbaring (20 minuten) In onze Bijbel heet dit Bijbelboek ‘Openbaring’ of ‘Openbaring van Johannes’, maar de oorspronkelijk titel van dit werk is ‘Openbaring van Jezus Christus’. Die naam is veel toepasselijker omdat de tekst weergeeft wat Jezus in verschillende visioenen openbaarde aan de apostel Johannes. Bovendien staat de Messiaanse Koning centraal. Deze was al beloofd aan Adam en Eva nadat zij voor het eerst hadden gezondigd. Hij is de rode draad in alle Bijbelboeken. Johannes schreef Openbaring aan het eind van zijn leven, toen hij verbannen was naar het eiland Patmos. Vermoedelijk ergens tussen de jaren 94 en 96. Keizer Nero was inmiddels gestorven en zijn plaats was ingenomen door keizer Domitian, die evenals zijn voorganger de christenen vervolgde. Aankomende storm Er was zelfs nog meer vervolging op komst en de kerken in Klein-Azië (Turkije) waren niet meer zo sterk als enkele jaren daarvoor. Ze hadden hoop, bemoediging en zelfs correctie nodig om de aankomende storm te kunnen weerstaan. Daarom verscheen Jezus aan Johannes, dicteerde brieven aan de zeven kerken in Klein-Azië en liet hem visioenen zien van de geestelijke werkelijkheid. Openbaring is net als de andere profetische boeken soms moeilijk te begrijpen. Dat komt omdat er veel in beelden wordt gesproken en hoe leg je die uit? Profetieën zijn woorden die rechtstreeks van God komen en bedoeld zijn om mensen te waarschuwen of juist kracht te geven in tijden van wanhoop. Als je Openbaring leest, kun je je daarom beter richten op wat je wel begrijpt, in plaats van op wat je niet begrijpt. En als je de getallen en symbolen wilt bestuderen, kijk dan vooral naar het Oude Testament, want Openbaring zit vol verwijzingen naar het eerste deel van de Bijbel. Code ontcijferen? Veel christenen gaan trouwens op zoek gaan naar een code in Openbaring en proberen die te ontcijferen. Ze proberen erachter te komen welke profetieën al zijn vervuld en welke op het punt staan om vervuld te worden. Ze willen calculeren wanneer Jezus terugkomt. Hierdoor verliezen ze het overzicht en de grote lijn van het boek. Openbaring is namelijk het laatste Bijbelboek, de climax van de hele Bijbel. Het geeft troost, hoop en kracht om vol te houden, zelfs als het moeilijk wordt, zelfs als mensen je niet serieus nemen om je geloof, zelfs als je wordt vervolgd, zelfs als je wordt vermoord. Hou daarom vast aan Gods Woord; dat is Jezus zelf. Helemaal aan het eind vangen we een glimp op van de vervulling van al Gods beloften: dat we op een plaats mogen wonen die nog mooier is dan de Hof van Eden, en dat God dan weer bij ons woont. ‘Iemand die eruitzag als een mens’ Johannes opent ‘Openbaring’ met een beschrijving van hoe Jezus hem van achteren roept. Als Johannes zich omdraait ziet hij zeven gouden lampenstandaards en ertussendoor loopt ‘iemand die eruit zag als een mens’. (Een lampenstandaard staat symbool voor een kerk.) Jezus draagt Johannes op brieven te schrijven aan zeven gemeenten in Klein-Azië. Het getal ‘zeven’ is een belangrijk symbool in de Bijbel. Het is het getal van de ‘volheid’ of ‘compleetheid’. Elke kerk die een brief krijgt, heeft zo zijn eigen uitdagingen. Sommige zijn hun liefde voor Christus kwijtgeraakt en lauw geworden. Andere worden zwaar vervolgd door niet-gelovigen. Jezus roept de zeven kerkelijke gemeentes op om trouw te blijven aan Hem en zo de wereld te overwinnen. Wie de wereld overwint, krijgt een beloning. Deze eerste drie hoofdstukken leggen de basis voor de rest van het boek. Hoewel Johannes namens Jezus zeven specifieke kerken aanschrijft, is zijn boodschap relevant voor de hele kerk. De vraag is dus: zal de kerk overwinnen? En waarom is ‘trouw blijven’ hetzelfde als ‘de wereld overwinnen’? Die vragen worden beantwoord in de rest van het boek. De gesloten boekrol Johannes krijgt een visioen van Gods troonzaal en gebruikt beelden uit het Oude Testament om de pracht en praal te beschrijven. Om God heen zijn hemelse wezens die roepen hoe heilig God is. Voor de troon werpen 24 oudsten zich neer om God te aanbidden. God houdt een boekrol vast. Deze rol is verzegeld met zeven wassen zegels. In het Oude Testament spraken de profeten hier ook al over en ook Daniël zag deze boekrol al in een visioen. Niemand mag de boekrol echter openmaken. Dat kan alleen gebeuren door iemand die waardig genoeg is. Dan verschijnt er Iemand die dat wel kan. Het is de Leeuw van Juda, de nakomeling van David. De leeuw is een toonbeeld van kracht en David is een militair met talloze overwinningen. Als Johannes zich omdraait om deze ‘leeuw’ te kunnen bekijken, ziet hij echter iemand die lijkt op een lam. Een geslacht lam. Met zeven hoorns en zeven ogen. De overwinning is dus behaald door Iemand die zich ter dood liet brengen. Denk ook terug aan het lam dat de Israëlieten moesten slachten in Egypte, zodat de Engel des doods hun huis niet zou aandoen om de eerstgeborenen te doden. Niet voor niets noemde Johannes de Doper Jezus ook wel ‘het Lam van God’. In de hemel wordt God aanbeden, maar ook dit Lam. Het Lam verbreekt uiteindelijk één voor één de zegels. Zeven zegels, zeven bazuinen, zeven schalen In het volgende deel van Openbaring laat Johannes zien hoe drie cycli van zevens elkaar opvolgen. Eerst zeven zegels. Uit het zevende zegel komen zeven bazuinen. Uit de zevende bazuin komen zeven schalen. Iedere cyclus laat zien hoe Gods koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid zich in de hemel én op aarde zzullen vestigen. Het zou kunnen dat deze 21 gebeurtenissen elkaar zullen opvolgen, maar het is waarschijnlijker dat iedere cyclus van zeven hetzelfde beschrijft als de twee andere cycli. De uitkomst is namelijk telkens hetzelfde: ze leiden tot het laatste oordeel. Bij het openen van de eerste vier zegels, verschijnt er telkens een ruiter op een paard. Dit beeld komt uit Zacharias 1. De vier ruiters vertegenwoordigen oorlog, verovering, honger en dood. Helaas komen er iedere dag mensen om door oorlogen, veroveringen, honger en andere misstanden. Het vijfde zegel laat de ‘martelaren’ zien: de mensen die omgebracht zijn omdat ze Jezus volgen. Zij roepen het uit tot God. Wanneer gaat Hij hun bloed wreken? God antwoordt dat ze nog even geduld moeten hebben. Het is nog niet de tijd, maar Hij legt niet uit waarom niet. De dag van de Heer Maar dan wordt het zesde zegel geopend. Dit is de dag van de Heer, waarover de profeet Joël profeteerde. Er vinden rampen plaats op aarde en de mensen worden bang. Ze roepen uit: ‘Wie kan dit doorstaan?’ Het antwoord volgt in Openbaring 7. We zien een engel die 144.000 trouwe volgelingen van God markeert. Dit zegel op het voorhoofd van deze mensen beschermt hen tegen de rampspoed. De 144.000 zijn als het ware een telling van de militaire kracht. Dat kwamen we ook al tegen in Numeri 1. De 144.000 zijn 12.000 soldaten van elk van de twaalf stammen van Israël. Dit is wat Johannes wordt verteld. Maar wat hij ziet, is anders dan wat hij zojuist hoorde. Voor hem staat namelijk een ontelbaar grote menigte bestaande uit mensen van allerlei volken en rassen. Precies zoals God had beloofd aan Abraham. Dit is het leger van God. Ze zijn in wit gekleed, omdat Jezus’ bloed hen heeft schoongewassen. Zij zijn de overwinnaars. Niet doordat zij hun vijanden onder de voet hebben gelopen, maar omdat ze trouw zijn gebleven aan Jezus en het evangelie hebben verkondigd. De zevende zegel Dan wordt het zevende zegel verbroken. Er valt een immense stilte in de hemel die een half uur duurt. Zeven engelen krijgen ieder een bazuin, en vuur van het altaar wordt over de aarde uitgeworpen: met donderslagen, bliksemschichten en een aardbeving wordt het einde van de ‘dag van de Heer’ ingeluid. Johannes vertelt ons vervolgens wat het blazen op de bazuinen teweegbrengt. Het lijkt erop dat dit geen nieuwe gebeurtenissen zijn, maar meer een andere manier om hetzelfde te zeggen. Nu gebruikt God beelden uit het Bijbelboek Exodus. De eerste vijf bazuinen veroorzaken rampen vergelijkbaar met de plagen die Egypte teisterden. Als de zesde bazuin schalt komen de vier ruiters tevoorschijn die we eerder al zagen bij het openen van de eerste vier zegels. Ondanks alle rampspoed weigeren de mensen te breken met hun zondige levensstijl. Precies zoals de Farao en de Egyptenaren weigerden te luisteren toen zij getroffen werden door de plagen. Twee symbolische visioenen Voordat de zevende bazuin klinkt, krijgt Johannes de door Jezus geopende boekrol. Hij moet deze opeten, maar mag de tekst niet voor zichzelf houden. Hij krijgt de opdra...
Dit boek is niet geschreven door Judas Iskariot, de leerling die Jezus verried. De Judas die dit boek schrijft was één van de vier broers van Jezus die met naam wordt genoemd in het Nieuwe Testament. Jezus’ andere broers heetten Jakobus, Jozef en Simon. Evenals Jakobus was Judas een belangrijke leider van de vroege kerk geworden. Het zou kunnen dat de twee andere broers ook een hoge posities innamen, maar dat is niet met zekerheid te zeggen. De brief van Judas is waarschijnlijk eind jaren zestig van de eerste eeuw geschreven vanuit Jeruzalem. Het is een korte brief: slechts één hoofdstuk van 25 verzen. Alleen Filemon, 2 Johannes en 3 Johannes zijn korter. Judas’ tekst zit vol verwijzingen naar het Oude Testament, maar ook naar twee Joodse boeken die niet in de Bijbel zijn opgenomen. Dat maakt dit Bijbelboek voor ons soms lastig te begrijpen. Volg niet de weg van de goddelozen We kennen de context dus niet precies, maar wat vaststaat, is dat Petrus’ voorspelling over valse leraren is uitgekomen. Als Judas zijn brief schrijft, zegt hij in de opening dat hij van plan was te schrijven over Gods reddingsplan. Hij voelt zich echter gedwongen om dat uit te stellen vanwege deze urgente zaak. De boodschap van Judas aan de gelovigen is simpel: volg niet de weg van deze goddeloze mensen. Ze misbruiken Gods Woord om een losbandig leven te leiden. ‘God is toch genadig? Dan vergeeft Hij wel’, is hun houding. Zij hebben geen reddend geloof, zoals blijkt uit hun zondige levensstijl. Daarom roept Judas zijn lezers op om niet te doen zoals deze leiders. Letterlijk zegt hij: ‘Maar u, geliefde broeders en zusters, moet uw leven bouwen op het fundament van uw zeer heilige geloof. Laat u bij het bidden leiden door de heilige Geest, houd vast aan Gods liefde, en zie uit naar de barmhartigheid van onze Heer Jezus Christus, die u het eeuwige leven zal schenken. Ontferm u over wie twijfelen en red anderen door hen aan het vuur te ontrukken. Uw medelijden met nog weer anderen moet gepaard gaan met vrees; verafschuw zelfs de kleren die ze met hun lichaam bezoedeld hebben.’ - Judas 1:20-22 Laat God je leven leiden Het fundament van het geloof is dat Jezus voor onze zonden is gestorven. Hij heeft de straf gedragen. Doordat wij ons vertrouwen op Hem stellen, zijn wij met Hem dood gegaan en opgestaan. De wet heeft geen gezag meer over ons. Dat houdt dus wel in dat we oprecht moeten geloven. Dat geloof wordt zichtbaar in onze levensstijl. Als we bij Jezus horen, zijn we ons bewust van de zonde en willen we steeds meer op Hem gaan lijken. Judas waarschuwt de christenen voor de mensen aan die zeggen te geloven, maar daar in de praktijk niets van laten zien. Vertrouw op God en laat Hem je leven leiden, concludeert Judas. De 21 brieven die we hebben besproken, geven ons een beter begrip van het evangelie. Ze laten zien hoe makkelijk het is de boodschap van God verkeerd te begrijpen of zelfs te misbruiken. Veel christenen lezen de brieven niet graag, zeker niet de brieven die wat streng van toon zijn. Ze hebben het gevoel dat Paulus en de andere apostelen allerlei nieuwe regels opleggen en het evangelie nodeloos ingewikkeld maken. Maar de brieven zijn zo belangrijk, want niets menselijks is ons vreemd. Hoe vertalen wij Jezus’ onderwijs en Zijn plaatsvervangend offer naar het leven van alledag? En hoe horen gelovigen met elkaar om te gaan in kerkelijk verband? Daar hebben we de uitleg van Jezus’ ooggetuigen voor nodig. Wat zij schrijven, is bovendien geïnspireerd door de Geest en dus de moeite waard om te bestuderen. De brieven herhalen dat Jezus de beloofde Messias was en dat Hij moest lijden en sterven in onze plaats. Hij is het lam dat God aan Abraham schonk zodat hij zijn zoon Isaak niet hoefde te offeren. Hij is het lam dat de Israëlieten eigenlijk slachtten toen God alle eerstgeborenen doodde in Egypte, behalve die door het bloed van het lam werden beschermd. Jezus stierf in onze plaats. Hij stond ook weer op. Dat is het bewijs dat de overwinning op de zonde en de dood volledig is behaald. De briefschrijvers maken duidelijk dat Jezus zowel voor de Joden als voor de niet-Joden kwam. Niet onze afkomst, maar ons geloof verbindt ons met Jezus’ dood en opstanding. Vanaf nu ziet God onze zonden niet meer als Hij naar ons kijkt. Hij ziet Jezus’ volmaakte offer. We staan voor Hem als zuivere, rechtvaardige mensen zonder zonde of gebrek. Dat is dus geen vrijbrief om te blijven te zondigen. We zijn nog menselijk en het is zelfs mogelijk dat de zonde heerst in ons lichaam. Omdat wij als het ware met Jezus gestorven zijn, heeft de dood echter geen vat meer op ons. Jezus stelt ons in staat om met de zonde af te rekenen. Wetende dat we bij Jezus horen, mogen we werken aan het verwijderen van zonden uit ons leven. Een mooiere manier om dit te zeggen, is: we mogen steeds meer op Jezus gaan lijken. Tuurlijk maken we fouten, maar groeien in Christus is mogelijk. Laat je echter geen nieuwe regels en wetten opleggen. We hoeven ons niet te houden aan de Joodse wetten en voorschriften, maar we moeten ook niet meegaan in wat de wereld om ons heen normaal vindt. Dien geen afgoden, pleeg geen overspel, steel niet enzovoort zijn nog steeds belangrijke principes. De liefde voor Jezus, de liefde voor elkaar en de liefde voor jezelf zijn de bouwstenen van een leven dat gericht is op God. Het huwelijk is hier een mooi beeld van. De ideale man en de ideale vrouw hebben elkaar lief en dienen elkaar. De één heerst niet over de ander. Als wij burgers van Gods koninkrijk zijn en leven zoals God dat wil, kan dat twee effecten hebben. Enerzijds komen mensen tot geloof, anderzijds leidt dit tot onbegrip, tegenstand en zelfs vervolging. Als dat gebeurt, wees dan blij. Ook Jezus werd vervolgd. Tegenstand test je geloof en zuivert het. Hou daarom vol en sta sterk in het geloof. Vroeg of laat komt Jezus terug en dan zul je voor altijd bij Hem zijn.
1, 2 & 3 Johannes (10 minuten) De drie brieven van Johannes zijn hoogstwaarschijnlijk afkomstig van de apostel Johannes, die ook het evangelie van Johannes en Openbaring schreef. Qua stijl lijken ze erg op het Johannesevangelie en evenals in dat Bijbelboek wordt de naam van de schrijver niet genoemd. De reden is dat de lezers van de brieven wisten wie ze had geschreven. Waarschijnlijk dateren ze van tussen het jaar 90 en 95. In die tijd was de apostel Johannes de enige van de twaalf leerlingen die nog over was. De andere elf waren met geweld om het leven gebracht tijdens het verspreiden van het evangelie. Volgens de overlevering is Johannes tijdens zijn leven ook gemarteld, maar stierf hij in vrede. Hij was toen overigens wel verbannen naar het Griekse eiland Patmos. Johannes en zijn broer Jakobus werden door Jezus gekscherend ‘zonen van de donder’ genoemd, vanwege hun opvliegende karakter. Eens, toen een bepaalde stad hen niet wilde ontvangen, vroegen ze Jezus of ze vuur uit de hemel mochten laten komen om die stad te verwoesten. Jezus weigerde beleefd. Ook lieten ze hun moeder aan Jezus vragen of ze in Jezus’ koninkrijk later de belangrijkste plaatsen naast Hem mochten innemen. Jezus antwoordde dat het niet aan Hem was om daarover te beslissen. Dat uitgerekend Johannes later de ‘apostel van de liefde’ werd genoemd en hij uit nederigheid zijn naam niet zette onder zijn evangelie en brieven, laat zien hoe God hem heeft gevormd. Johannes was een trouwe discipel. Hij stond met Maria aan het kruis toen Jezus stierf en beloofde aan Jezus om voor Zijn moeder te zorgen. Petrus was de leider van de eerste christenen na Jezus’ hemelvaart, en Johannes was de tweede man. Hij bevond zich waarschijnlijk in Efeze in Klein-Azië (het huidige Turkije) toen hij zijn evangelie en deze drie brieven schreef aan de christenen in Klein-Azië. 1 Johannes heeft overigens niet de kenmerken van een brief. Er zit geen aanhef aan het begin en geen groet aan het eind. Deze tekst leest meer als een poëtische preek. Daar komen we zo op terug. 2 en 3 Johannes Laten we eerst kijken naar 2 en 3 Johannes. Dit zijn wel echte brieven, gericht aan specifieke personen bovendien. De brieven zijn erg kort en pasten op één vel papyrus. Het zijn de kortste Bijbelboeken van het Nieuwe Testament. Johannes overzag het netwerk van kerken in Klein-Azië en merkte dat er problemen ontstonden, met name door mensen die niet het ware evangelie verkondigden. Zij geloofden niet dat Jezus de Zoon van God was en dat Hij de door God gestuurde Messias was. Er was ook een beweging in opkomst die de fysieke wereld als slecht zag en voor wie alleen de geestelijke wereld belangrijk was. Deze mensen zaaiden verdeeldheid. 2 en 3 Johannes zijn bedoeld om de wind uit de zeilen te nemen van de verkeerde mensen. 2 Johannes is gericht aan een vrouw die niet met naam wordt genoemd. Vermoedelijk leidt ze een huiskerk en Johannes verwacht dat de verkeerde mensen ook bij haar zullen aankloppen. Hij dringt er bij haar op aan dat ze hen niet helpt. In 3 Johannes wordt een man aangeschreven, een zekere Gaius. Johannes draagt hem op de goede zendelingen juist te helpen. Dit zijn medewerkers van Johannes. Een andere kerkleider, een zekere Diotrefes, wil echter niets met Johannes te maken hebben, en evenmin met mensen die dezelfde boodschap als Johannes brengen. Maar Gaius moet Johannes’ medewerkers helpen. Hij schrijft ook dat hij van plan is snel langs te komen om Diotrefes te confronteren. De twee brieven laten zien met welke conflicten de vroege kerk te maken had en hoe de christenen daarmee moeten omgaan. Eigenlijk is de boodschap hetzelfde als we in de hele Bijbel zien: wees trouw. Blijf geloven in de waarheid. God is met ons. 1 Johannes Dat is uiteraard ook de kern van 1 Johannes, maar dit Bijbelboek gaat wel een stuk dieper. Het is een prachtige, maar ook uitdagende preek om twee redenen. Ten eerste is Johannes een man van ‘absoluten’. Doe dit, doe dat niet. Als je dit doet, dan dat. Als je dat niet doet, dan gebeurt dit. Waar Paulus’ teksten ingewikkeld worden door alle nuances en uitzonderingen, houdt Johannes het simpel. Hij zegt bijvoorbeeld: ‘Dat wij God kennen weten we doordat we ons aan Zijn geboden houden. Wie zegt: ‘Ik ken Hem,’ maar zich niet aan Zijn geboden houdt, is een leugenaar; de waarheid is niet in hem.’ - 1 Johannes 2:3-4 Dit laat weinig ruimte voor het maken van fouten. Wie houdt zich 100 procent aan Gods geboden? Zelfs Johannes niet. Gelukkig zegt Johannes zelf ook: ‘Kinderen, ik schrijf u dit opdat u niet zondigt. Mocht een van u echter toch zondigen, dan hebben wij een pleitbezorger bij de Vader: Jezus Christus, de rechtvaardige.’ - 1 Johannes 1:2 In de rest van de Bijbel en zeker ook in het evangelie van Johannes zien we mensen fouten maken en toch worden ze aangenomen door God. Johannes kan dus niet bedoelen dat een christen nooit kan zondigen. Wat hij wel doet, is het toepassen van een schrijverstechniek. Door alles zwart-wit op te schrijven, zet hij de lezer op scherp. Johannes redeneert in cirkels De andere reden dat de eerste brief van Johannes zo uitdagend is, is dat deze preek niet lineair is opgebouwd. Hij gaat dus niet van punt A naar punt B naar punt C. Hij redeneert in cirkels. Hij gaat naar punt A, naar punt B, naar punt C, en weer terug naar A, maar ditmaal belicht hij een ander aspect van punt A. Hetzelfde met B en C, en dan keert hij weer terug naar A. De introductie van 1 Johannes lijkt erg op de opening van het Johannesevangelie. Ook hier heeft Johannes het over het Woord van God, dat hij in levende lijve heeft gezien. Met het Woord van God bedoelt hij Jezus, maar voor hem zijn God en Jezus één. Zie het als twee kanten van een medaille. Johannes spreekt in de ‘wij-vorm’: ‘Wij - de apostelen - verkondigen de boodschap aan u’. ‘U’ zijn alle mensen die Christus ook volgen. Door Gods Woord te horen, zijn ze verbonden met God. God is licht, wandel in het licht Het eerste punt dat Johannes naar voren brengt, is dat God licht is. Er is in Hem geen spoor van duisternis. Daarom moeten wij ‘wandelen in het licht’. Dat betekent: dicht bij God leven en doen wat Hij van ons verlangt. Of iets strenger gezegd: hou je aan Jezus’ geboden. Welke zijn dat? De belangrijkste is in ieder geval het gebod dat Jezus gaf tijdens het laatste avondmaal met Zijn leerlingen: dat ze elkaar lief hebben zoals Hij hen lief heeft. Natuurlijk schieten we tekort. Maar daar hoeven we niet bang voor te zijn, want Jezus heeft voor al onze zonden betaald. Dat neemt niet weg dat we ernaar moeten streven om een ‘heilig leven’ te leiden. Of, in de woorden van Johannes: een leven in het licht. Je leidt een leven in het licht als je de ander liefhebt. De zonde en het kwaad zijn al overwonnen. Dus we kunnen ook leven zoals God dat wil. Mits je de wereld niet liefhebt. ‘Volg de weg van Jezus, niet de weg van de wereld’, zegt Johannes dan ook. Op de weg van de wereld zijn mensen jaloers en zelfzuchtig. Ze buiten anderen uit om er zelf beter van te worden. Het gaat hier vooral om trots en seksuele uitspattingen. Doe dit niet, want dit alles gaat voorbij. Wie Gods wil doet, blijft tot in eeuwigheid. Anti-christenen Er volgen stevige waarschuwingen voor de mensen die juist Jezus niet meer volgen. Johannes noemt hen ‘anti-christenen’. Ze deden zich voor als volgelingen van Jezus, maar bleken dat niet te zijn. Ze waren nooit oprecht in hun geloof. Maar wie zich aan de waarheid houdt en Jezus oprecht volgt, is een kind van God en kan niet verloren gaan. Johannes komt bij zijn tweede belangrijke boodschap aan over wie God is: God is liefde. Dit betekent dat wij - Gods kinderen - elkaar lief moeten hebben en elkaar niet mogen haten. Wat liefde is, hebben we geleerd van Jezus zelf. Hij gaf het voorbeeld door Zijn leven te geven voor ons. Wij mogen ons hart niet sluiten voor een broeder of zuster die gebrek lijdt. De apostel waarschuwt zijn lezers opnieuw voor de mensen die de waarheid verdraaien. Hij noemt ze nu valse profeten. Ze claimen namens God te spreken, maar als hun boodschap niet overeenkomt met wat de Bijbel zegt over Jezus, dan zijn ze geen echte profeten. Ware christenen houden zich aan de waarheid: dat God ons liefheeft en dat Hij Zijn Zoon heeft gestuurd om voor onze zonden te betalen. Deze onzelfzuchtige liefde moeten wij ook laten zien. Als wij bovendien Gods liefde voor ons zien, weten we ook dat we niet bang hoeven te zijn voor deze God. Er is geen straf. Ben je gered? Als wij geloven dat Jezus de Christus is, zijn wij uit God geboren. En wie uit God geboren is, overwint de wereld. Hij heeft ons lief, wij hebben Hem lief. Doordat we via ons geloof in de opgestane Jezus met God zijn verbonden, mogen we ook weten dat we eeuwig met Hem leven. De eerste brief van Johannes kunnen we op verschillende manieren lezen. Er is een manier die ik nog niet heb benoemd. Johannes wil dat zijn lezer zichzelf kan testen. Christenen kunnen worstelen met vragen als: hoor ik wel echt bij Jezus? Houdt Hij van mij? Heb ik God wel echt lief? En de hamvraag: ben ik gered? Johannes somt in totaal 11 vragen op. Als je deze positief beantwoordt, kun je er zeker van zijn dat je een oprecht geloof hebt. 1. Heb je gemeenschap met God en Jezus? (Vrij vertaald: dat betekent dat je dicht bij God leeft, dat je Zijn partner bent, dingen met Hem deelt.)
2 Petrus (5 minuten) De tweede brief van Petrus is net als de eerste brief gericht aan de kerken in Klein-Azië, het huidige Turkije. Petrus schrijft deze brief echter onder hele andere omstandigheden. Hij zit gevangen en Jezus heeft hem laten weten dat hij dit niet zal overleven. Hij is later inderdaad geëxecuteerd in Rome, waarschijnlijk in de tuinen van keizer Nero. Tegenwoordig is dit het Sint Pieters-plein, een onderdeel van het Vaticaan. Volgens de overlevering onthoofdden de Romeinen Petrus’ vrouw voor hij zelf ter dood werd gebracht. Hij zou haar hebben toegeroepen: ‘Denk aan de Heer!’ toen ze naar het schavot werd geleid. Voor Petrus zelf was de straf nog zwaarder. Hij werd gekruisigd, maar weigerde te sterven zoals Jezus en stond erop ondersteboven te worden gekruisigd. Hij zou inderdaad op deze manier aan zijn einde zijn gekomen, al staat zijn dood niet beschreven in de Bijbel. Het past wel bij het karakter van Petrus, de ‘alles-of-niets-volgeling’ van Jezus. Een afscheidsbrief Zijn tweede brief is in feite een afscheidsbrief. Zijn laatste boodschap is er één die de christenen aanmoedigt te blijven geloven, en zich niet te laten afleiden door mensen die de waarheid niet spreken. ‘Span daarom al uw krachten in om uw geloof te verrijken met deugdzaamheid, uw deugdzaamheid met kennis, uw kennis met zelfbeheersing, uw zelfbeheersing met volharding, uw volharding met vroomheid, uw vroomheid met liefde voor uw broeders en zusters, en uw liefde voor uw broeders en zusters met liefde voor allen.’ - 2 Petrus 1:5-7 Doe er alles aan om steeds meer te lijken op Jezus, zegt Petrus. We zijn niet volmaakt, maar Hij geeft ons alles wat we nodig hebben om te leven zoals Hij dat wil. Laten we ons dan ook tot het uiterste inspannen om dat te doen. Zoals gezegd gaat Petrus vervolgens dieper in op mensen die niet de waarheid spreken. Zo waren er in Petrus’ tijd al genoeg mensen die sceptisch waren over zijn getuigenis over Jezus’ leven, dood en opstanding. Tegenwoordig zijn er ook veel mensen die dit niet kunnen geloven. ‘Maar’, zegt Petrus, ‘Ik heb het allemaal zelf gezien en meegemaakt. Ik heb zelfs Jezus voor mijn ogen veranderd zien worden in een hemels wezen’. Hij verwijst naar dat moment op de berg waar Mozes en Elia verschenen aan Jezus en God hoorbaar tot Jezus sprak. ‘Dit is Mijn geliefde Zoon, in Hem vind Ik vreugde.’ Valse leraren verraden Jezus Petrus gaat verder met te zeggen dat er altijd mensen zullen zijn die valse leren verspreiden. Zij zeggen de waarheid te hebben, maar ondertussen leiden ze een losbandig leven, vertellen de verkeerde dingen, worden ze gedreven door hebzucht en verraden ze Jezus. Ze denken dat ze niet ten onder gaan, maar dat gaat wel gebeuren. Sterker nog, we zien dit patroon ook in het Oude Testament. In de tijd van Genesis waren er bijvoorbeeld engelen die zondigden en mensen tot zonden verleidden. Zij ontliepen hun straf niet. Niet veel later kwam de zondvloed. Niemand geloofde dat die kwam, behalve Noach en zijn zeven familieleden. Later verwoestte God de steden Sodom en Gomorra en alleen Lot en zijn dochters werden gespaard. In ieder voorbeeld kwam het oordeel plotseling en alleen die mensen die hun vertrouwen op God hadden gesteld, werden gered. De zogenaamde leraren over wie Petrus het heeft, zijn misschien wel erger dan de genoemde engelen, dan de mensen ten tijde van de zondvloed en dan de inwoners van Sodom en Gomorra. Ze zijn volledig afgedwaald en weigeren zich te bekeren. ‘Ze praten over vrijheid, maar zijn slaven van de zonde’, geeft Petrus aan. Komt Jezus spoedig terug? Het lijkt er zelfs op dat ze de woorden van Paulus misbruiken om hun gedrag te rechtvaardigen. We hebben in zijn brieven gezien dat hij veel spreekt over vrijheid. Paulus bedoelt echter de vrijheid om het goede te doen en te breken met de zonde, niet om te blijven zondigen. Waarom gaan deze mensen door met hun zondige gedrag? Omdat ze niet geloven in de tweede komst van Jezus. Het duurt allemaal zo lang. Op het moment dat Petrus zijn brief schrijft, is het inmiddels al dertig tot veertig jaar geleden dat Jezus naar de hemel was teruggekeerd. En had Hij niet gezegd dat Hij spoedig zou terugkeren? Zo mag je niet denken, volgens Petrus. Wij mensen hebben een beperkt begrip van de tijd. ‘Eén ding mag u niet over het hoofd zien, geliefde broeders en zusters: voor de Heer is één dag als duizend jaar en duizend jaar als één dag. De Heer is niet traag met het nakomen van Zijn belofte, zoals sommigen menen; Hij heeft alleen maar geduld met u, omdat Hij wil dat iedereen tot inkeer komt en niemand verloren gaat.’ - 1 Petrus 3:8-9 Wees sterk in geloof God heeft de wereld al eens uit het niets geschapen en Hij zal dat opnieuw doen. Er komt een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. De enige reden dat God wacht, is omdat Hij zoveel mogelijk mensen de mogelijkheid wil geven hun vertrouwen op Hem te stellen. Als je hiernaar uitziet, span je dan in om zo smetteloos mogelijk te leven. Wij weten wat er gaat komen. Wees daarom op je hoede en laat je niet meeslepen op de dwaalwegen van anderen. Wees sterk in je geloof, groei in genade en in kennis van Jezus Christus, onze Heer. Dat is het laatste wat wij horen van de leerling die Jezus vlak voor Zijn kruisiging verried, maar veertig jaar later zijn leven gaf voor diezelfde Jezus.
Petrus is één van de meest interessante personages uit het Nieuwe Testament. Zijn broer Andreas liet hem Jezus ontmoeten. Beiden behoorden tot de twaalf leerlingen die door Jezus werden uitgekozen om het meest met Hem te mogen optrekken. Van die twaalf was Petrus de onbetwiste leider. Hij was de leerling ‘met het hart op de tong’. Hij sprak eerst en dacht dan pas na, een echte ‘alles-of-niets-persoon’. Jezus stak veel tijd in het vormen van Petrus’ karakter. Petrus heette eigenlijk ‘Simon’, maar nadat hij Jezus ‘Messias’ had genoemd, ging Jezus hem ‘Petrus’ noemen. Dat betekent ‘steen’ of ‘rots’. Als Petrus iets goeds deed, gebruikte Jezus zijn nieuwe naam. Maar iedere keer dat hij de mist in ging, noemde Jezus hem weer ‘Simon’. Petrus was ook de leerling die Jezus volgde na zijn arrestatie en degene die Hem publiekelijk afviel door te ontkennen dat Hij bij Jezus hoorde. Na Zijn opstanding nam Jezus Petrus apart en vroeg Hij hem drie keer of hij van Hem hield. Zo herstelde Jezus de gebroken Petrus, die nu echt wist dat hij buiten Jezus om niets te bieden had. Hij kon alleen leven en werken vanuit Jezus’ genade. Dat is ook de boodschap die Petrus bracht aan iedereen die maar naar hem wilde luisteren. Na de komst van de heilige Geest met Pinksteren leidde Petrus de eerste kerk in Jeruzalem, maar na een aantal jaar ging hij het evangelie brengen naar heidenen. Hij was getrouwd en zijn vrouw ging met hem mee op zijn zendingsreizen. Uiteindelijk belandde Petrus in Rome, waar hij twee brieven schreef die bewaard zijn gebleven. Christenen worden zondebok De eerste noemen we 1 Petrus en deze is waarschijnlijk rond het jaar 64 geschreven. Keizer Nero was net aan de macht gekomen. Hij wilde Rome grondig verbouwen tot eer en glorie van hem zelf. Daarvoor moest eerst veel worden afgebroken en dus liet hij de stad in brand steken, aldus een hardnekkig gerucht in die tijd. Talloze Romeinen raakten hun huis kwijt, tempels met afgoden werden verwoest en ongetwijfeld vielen er ook veel doden en gewonden. Dit leidde tot een diepe crisis. Of Nero nu wel of niet verantwoordelijk was voor de brand: hij had een zondebok nodig. Hij wees de christenen aan die de Romeinse cultuur toch al afwezen. De vervolging die losbrandde was ongekend. Veel gelovigen stierven de marteldood. Petrus schreef zijn brieven aan de kerken in Klein-Azië (het huidige Turkije), waar ook vervolging was. De eerste brief van Petrus is een aanmoediging om te blijven geloven, zelfs als je moet lijden. Hij laat zien dat lijden erbij hoort. Mensen die God oprecht volgen, zijn altijd in de minderheid geweest en hebben het altijd zwaar gehad. Toch is er juist voor hen hoop. Die hoop is te vinden in Jezus Christus. Vervolging biedt zelfs een kans om de liefde van Jezus door te geven. Uiteindelijk zal Jezus terugkomen, al weten we niet wanneer. Lijden en vervolging als zuiverend vuur Petrus begint zijn brief met een groet en daarna prijst hij God voor Zijn rijke genade. Wij leven in hoop dankzij de dood en opstanding van Jezus. Er wacht ons namelijk een erfenis die nooit verloren zal gaan. Om die reden kunnen wij gelukkig zijn, zelfs als we allerlei beproevingen te verduren hebben. Hierdoor kan de echtheid van ons geloof blijken. Lijden in het algemeen en vervolging in het bijzonder werkt als een zuiverend vuur. Petrus zegt dat de profeten uit het Oude Testament al wisten dat de Messias moest lijden en ze probeerden erachter te komen wanneer dit zou gaan gebeuren. Zij kregen het antwoord niet. Maar nu is Jezus gekomen en daarom moeten wij al onze hoop op Hem vestigen. ‘Laten we als gehoorzame kinderen zijn’, zegt Petrus. ‘Leid een heilig leven en ontdoe je van alles wat slecht is.’ Petrus trekt hier de verhaallijn van het Oude Testament door naar de levens van de mensen in zijn tijd. Nu, ongeveer tweeduizend jaar later, spelen wij nog steeds een rol in het grote verhaal van God en mens. In Petrus’ woorden: wij zijn Gods volk. Wat houdt dat in? Bijvoorbeeld dat wij zijn als vreemdelingen in een land ver van huis. We wonen er wel, maar zijn in veel opzichten toch anders. Als we te midden van de ongelovigen een goed leven leiden, dan komen de mensen die het ons lastig maken wellicht tot inkeer. Gelovigen moeten het gezag van de overheid erkennen. Door het goede te doen, moeten we onwetende dwazen de mond snoeren. We zijn vrij, maar mogen die vrijheid niet misbruiken om ons te misdragen. Staat je leven in het teken van het Evangelie? Petrus roept slaven op om goed te zijn voor hun meesters, ook voor degenen die hen slecht behandelen. Het is een blijk van genade als je onverdiend leed kunt verdragen. Dat deed Jezus ook en zo heeft Hij ons gered. Hetzelfde geldt voor vrouwen die tijdens hun huwelijk tot geloof gekomen maar van wie de man nog ongelovig is. Zij moeten goed voor hem zijn, in de hoop dat hij tot geloof komt. Bij dit soort teksten is het goed je te realiseren dat de Bijbel hier in het algemeen spreekt. Het gaat te ver om in dit boek dieper in te gaan op onderwerpen als trouwen met ongelovige partners, scheiden, of misbruik en mishandeling in het huwelijk. Dit zijn hele delicate onderwerpen en als je Bijbelverzen uit hun verband rukt, kun je elk standpunt onderbouwen met de Bijbel. Zoek daarom altijd pastorale hulp als je vragen op dit terrein hebt. Petrus’ boodschap is dat ons leven in het teken moet staan van het evangelie. Dat kan betekenen dat we offers moeten brengen, zoals Jezus dat voor ons deed. Neem christelijke mannen bijvoorbeeld. Zij moeten goed omgaan met hun vrouw. Zij is minstens zo belangrijk als hijzelf. Zij is zijn gelijke en hij mag niet als een dictator over haar heersen. Zo laten we Christus’ liefde zien aan de mensen om ons heen. Wees niet verbaasd als je moet lijden Hoewel mensen tot geloof komen als wij leven zoals Jezus wil, zal deze houding van christenen de vervolging helaas niet stoppen. Daarom wijst Petrus ons op de verlossing in Jezus Christus, die ook allerlei onrecht moest verdragen. Doordat Hij dit deed, redde Hij ons. Wij zijn door ons geloof verbonden met Jezus’ lijden, dood en opstanding. Het symbool van deze verbondenheid is de doop. We mogen daarom niet verbaasd zijn als ook wij moeten lijden vanwege ons geloof. Sterker nog, we zouden vreugdevol moeten zijn. Het betekent namelijk dat we bij God horen. Petrus roept de leiders van de kerken op om dienende leiders te zijn en tot slot wijst hij de christenen erop wie de echte vijand is: de duivel die altijd op zoek is naar een prooi om te verslinden. We moeten ons verzetten tegen hem door trouw te blijven geloven en te doen wat Jezus ons heeft geleerd. Petrus sluit af met een groet mede namens zijn medewerker Silvanus, die de brief heeft opgesteld voor Petrus. Dan doet hij de groeten van ‘de gelovigen in Babylon’. Petrus bevindt zich in Rome, een stad die net zo slecht was als het oude Babylon. Hij noemt de naam ‘Rome’ niet, waarschijnlijk omdat hij is ondergedoken en hij niet wil dat de Romeinen weten waar hij zit. Het is ook een verwijzing naar de ballingschap, toen het volk van God zich als vreemdeling bevond in het Babylonische rijk.
Jakobus is Jezus’ broer. Tijdens Jezus’ leven hadden Zijn moeder, Zijn broers, Zijn zussen én Jakobus zelf moeite om Jezus te geloven. Ze wilden Jezus, toen zich een menigte om Hem heen had verzameld, daar zelfs eens bij weghalen omdat ze dachten dat Hij gek geworden was, staat in Marcus 3. Maar in Paulus’ eerste brief aan de christenen in Korinte staat dat de opgestane Jezus ook aan Jakobus verscheen. Zowel Maria (de moeder van Jezus) als Jakobus wachtten in Jeruzalem op de komst van de heilige Geest met de andere leerlingen van Jezus. Toen geloofden ze dus wel dat Jezus de beloofde Messias was. Jakobus werd één van de leiders van de eerste christelijke gemeente in Jeruzalem. Er wordt van hem gezegd dat hij ‘kamelenknieën’ had doordat hij zoveel tijd in gebed doorbracht. Hij is omstreeks het jaar 62 vermoord door de Joodse leiders. Eén van de geschiedschrijvers zegt dat hij is gestenigd, een andere dat hij van de dak van de tempel is gegooid en vervolgens met knuppels is doodgeslagen. Hij kwam in ieder geval met geweld om het leven. De conferentie van Jeruzalem Jakobus is ook bekend vanwege de ‘conferentie van Jeruzalem’, die vermoedelijk in 49 werd gehouden. Je herinnert je dit misschien nog uit het boek Handelingen. Veel Joden die Christus volgden, vonden dat de heidense gelovigen zich nu ook aan de Joodse wetten en voorschriften moesten houden. Petrus, Paulus en Jakobus gaven aan dat dit niet nodig was, omdat in Jezus de wet was vervuld. Slechts drie dingen bleven overeind: eet geen vlees dat is geofferd aan afgoden, onthoud je van seksuele losbandigheid en eet geen vlees waar nog bloed in zit. De brief van Jakobus is waarschijnlijk enige tijd voor deze conferentie geschreven, anders was de vergadering in Jeruzalem wel genoemd. Jakobus zette zijn boodschap vermoedelijk op papier tussen 44 en 49. Dat betekent dat ‘Jakobus’ het oudste boek van het Nieuwe Testament is. Een stukje van het evangelie Het is een mooie en praktische brief, maar ook uitdagend. Er wordt veel nadruk gelegd op hoe we moeten leven en daardoor kan het lijken dat Jakobus beweert dat we op een bepaalde manier moeten leven, willen we door God worden geaccepteerd. Dat is echter niet het geval. Wat Jakobus schrijft, vult aan wat we uit de rest van de Bijbel weten. Paulus legt in zijn brief aan de Romeinen het hele evangelie uit. Hij vertelt hoe zondig we zijn, waarom de wet ons niet kan vrijmaken, waarom we een verlosser nodig hebben, hoe Jezus ons heeft gered en wat dat betekent voor hoe we moeten leven. Jakobus richt zich op een stukje van dat evangelie: hoe God wil dat we leven nu we bij Jezus horen. Wie Jakobus bestudeert, hoort echo’s van andere bekende gedeeltes uit de Bijbel en dan met name de Bergrede (Matteüs 5) en Spreuken. In Jakobus’ brief zitten veel krachtige oneliners. Net als in Spreuken, gaat het erom hoe de lezers ‘wijs’ kunnen worden. Het begint met God vragen om die wijsheid. En ook: wees nederig. Prijs jezelf gelukkig als je op de proef wordt gesteld en staande blijft. Luister naar de ander voor je spreekt. Wees zachtmoedig. Wees niet rap van tong. Wil je God dienen? Doe dit dan door de weduwen en wezen bij te staan. Beoordeel mensen niet op hun uiterlijk en behandel arme mensen goed. Kun je geloven zonder daden? Waar het op neerkomt, is dat als je gelooft daar ook een bepaalde levensstijl bij past. Er zijn genoeg mensen die denken dat zeggen dat je gelooft voldoende is. ‘Maar’, zegt de broer van Jezus, ‘hoe kun je zeggen dat je gelooft terwijl dat niet blijkt uit de manier waarop je leeft?’ Om een extreem voorbeeld te geven zegt Jakobus: ‘De demonen geloven ook dat God de enige God is. Toch zijn ze bang.’ Ze zijn bang, omdat ze tegen God in opstand zijn gekomen en weten dat ze de strijd hebben verloren. Een geloof zonder daden is dood. Abraham moest zijn zoon Isaak offeren, zoals we hebben gelezen in Genesis. De eerstgeborene als prijs voor de zonde van de hele familie. Maar God had beloofd dat Isaak zijn erfgenaam zou zijn en dat uit hem een heel volk geboren zou worden. In geloof ging Abraham de berg op. Hij vertrouwde erop dat God redding zou brengen en dat deed God ook. Het is een voorbeeld van geloof en daden die hand in hand gaan. Hetzelfde gold voor de prostituee Rachab, die Israëls verkenners hielp ontsnappen uit Jericho. Ze had gehoord wat God had gedaan voor het volk Israël, geloofde dat Hij de ware God was, en deed wat juist was in de ogen van God. Ze had gedood kunnen worden als verraadster, of ze had kunnen omkomen bij de val van Jericho, maar God redde haar. Dringende adviezen Dan gaat Jakobus verder met het geven van dringende adviezen. Opnieuw waarschuwt hij tegen spreken zonder nadenken en tegen roddelen. Onze tong kan God zegenen én Hem vervloeken. De tong is dus een gevaarlijk instrument. Verder moeten we ons in alle nederigheid onderwerpen aan God. We zijn geneigd alleen aan onszelf te denken. Als we bidden, verhoort God ons niet, omdat we niet bidden voor wat God wil, maar voor wat wij willen. Laten we ons daarom verzetten tegen de duivel en doen wat God vraagt. Als we dicht bij God komen, komt Hij ook dicht bij ons. Wij zijn van God afhankelijk, want alleen Hij weet of we er morgen nog zijn of niet. Laten we dus niet arrogant allerlei plannen maken zonder ons te realiseren dat we van Hem afhankelijk zijn. Wees niet hoogmoedig. Harde woorden zijn er ook voor de rijken die niet leven zoals God dat wil. Hun rijkdom zal vergaan. In plaats daarvan is het beter geduldig te leven in de verwachting dat de Heer terugkomt. Wees standvastig, zoals ook Job standvastig was toen hij alles kwijtraakte wat hem dierbaar was. Als je het moeilijk hebt, laat dan voor je bidden. Ware wijsheid Ben je ziek? Laat dan de leiders van de kerk voor je bidden en je zalven met olie. Beken elkaar je zonden en bid voor elkaar. Dan zul je worden genezen. Dit is een tekst waar al talloze boeken over geschreven zijn. Niet iedere zieke wordt beter, maar zonden worden wel altijd vergeven. Hoewel we niet altijd weten wat God doet met ons gebed, moeten we wel blijven bidden. Door dit alles te doen, worden we ‘volmaakt’, zegt Jakobus verschillende keren in zijn brief. Het Griekse woord dat hij hier gebruikt, betekent: ‘heel zijn’. Ofwel: je daden komen precies overeen met je geloof en met je waarden en normen. Iedereen weet dat dit eigenlijk niet te doen is. Maar God werkt in ons en brengt ons steeds dichter bij die volmaaktheid. Het begint met wijsheid, waar we God in geloof om kunnen vragen zonder te twijfelen aan Gods intenties en karakter. Ware wijsheid is, doen wat God van je vraagt ondanks je omstandigheden. Of je nu arm, rijk of ziek bent, God voorziet. Hij vult aan wat wij tekortkomen. Dat is Jezus’ wet; de wet van de vrijheid. In Jezus eigen woorden: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf.’ - Matteüs 22:37-40
Niet alle brieven in het Nieuwe Testament zijn geschreven door Paulus. De brief aan de Hebreeën waarschijnlijk niet bijvoorbeeld. Niemand kan met zekerheid zeggen door wie de tekst is opgesteld. Uit de context wordt wel duidelijk dat de brief was bedoeld voor Joodse mensen en dan met name Joden die buiten Palestina woonden en Jezus niet direct hadden meegemaakt. De brief zit vol verwijzingen naar het Oude Testament. Als je na het lezen van het Oude Testament vragen hebt over bepaalde gebruiken zoals bijvoorbeeld de noodzaak van het offeren van dieren en de rol van de hogepriester, dan worden ze in dit Bijbelboek beantwoord. Drie doelgroepen De schrijver laat zien dat hij het Oude Testament goed kent en hij vertelt erbij dat de mensen die Jezus hebben meegemaakt hem veel uitleg hebben gegeven. Het is goed je te realiseren aan wie hij deze brief schreef. Ze zijn eigenlijk in drie doelgroepen in te delen: 1. Joden die geloofden in Jezus Christus en vanwege dat geloof werden vervolgd door andere Joden. Het is waarschijnlijk dat ze nog niet zo lang christen waren en nog veel moesten leren; 2. Joodse ongelovigen die de basis van het evangelie al wel begrepen, maar Jezus nog niet met overtuiging volgden 3. Joodse ongelovigen die niet geloofden in het evangelie. Het is belangrijk dit onderscheid te maken, omdat niet alles wat Hebreeën zegt van toepassing is op mensen die al geloven. In Hebreeën 6 staat bijvoorbeeld dat ‘wie door het licht is beschenen en afvallig is geworden, geen tweede keer kan worden bekeerd’. In eerste instantie lijkt hier te staan dat christenen hun redding kunnen kwijtraken, maar we weten uit andere Bijbelteksten dat dit niet kan. Uit de context van dit vers blijkt niet dat het hier om mensen gaat die oprecht geloven. Het lijkt hier eerder te gaan om ongelovigen. Misschien hadden ze het evangelie wel gehoord en gezegd dat ze erin geloofden, maar deden ze dat niet werkelijk. Dat zien we vandaag de dag ook. De Amerikaanse evangelist Billy Graham heeft over de hele wereld grote bijeenkomsten gehouden waar vele mensen hun hand opstaken omdat ze christen wilden worden. Graham heeft wel eens gezegd dat hij al gelukkig zou zijn als een klein percentage dat echt meende en oprecht Jezus ging volgen. Van het Oude Testament naar Jezus Dit was ook een grote zorg van de apostelen. Daarom legden ze zoveel nadruk op onderwijs. De volgelingen van Jezus moesten weten Wie ze dienden en wat dat betekende voor hun leven. Als je Jezus volgt, moet je dat met je hele hart, je hele verstand en je hele lichaam doen. En voordat je denkt: ‘Dat wil ik wel, maar kan ik niet’, wil ik benadrukken dat we geen volmaakte mensen zijn. Jezus heeft ons gered, wij volgen Hem met al onze fouten en gebreken. Goed, laten we nu de hele brief bekijken. De schrijver wil de Joodse gelovigen én ongelovigen vanuit het Oude Testament bij Jezus brengen. Ook wil hij afrekenen met dwaalleren die stellen dat Jezus een engel is in plaats van Gods zoon. Uiteindelijk hoopt hij dat de christenen sterker zullen worden in hun geloof, zodat ze volhouden ondanks de vervolging. Hebreeën begint met te zeggen dat God op verschillende manieren heeft gesproken en als laatste ook door Jezus. Jezus is Gods Zoon, en het evenbeeld van God zelf. Wil je God leren kennen, kijk dan naar Jezus. Zo is God. Jezus is ook veel belangrijker dan een engel. In het Oude Testament brengen engelen boodschappen van God over en voeren andere opdrachten voor Hem uit. Jezus staat echter ver boven de engelen. Hij gaf die hoge status op voor ons. Jezus en Mozes Jezus heeft ook een grotere rol dan Mozes. Mozes was misschien wel de belangrijkste profeet uit het Oude Testament. God riep hem om het volk uit Egypte te leiden. God deed grote wonderen door hem heen en liet hem de tabernakel bouwen. Voor het eerst sinds de zonde in de wereld kwam, woonde God weer onder de mensen. Jezus heeft veel meer gedaan dan een tent bouwen voor God. Hij creëerde het hele universum. Er volgt ook een waarschuwing. Het volk kwam in opstand tegen Mozes en werd daarvoor gestraft. Hoe veel erger zal de straf zijn voor wie in opstand komen tegen Jezus? Mozes bemiddelde ook tussen het volk en God, zeker als het volk zich had misdragen. Later werd die rol overgenomen door de priesters, die namens de Israëlieten offers moesten brengen. Jezus is echter de ultieme Hogepriester. Een volmaakt offer Iedere dag in de hemel neemt Hij het voor ons op. De aardse priesters moesten voortdurend offers blijven brengen om zo te betalen voor hun zonden. Het bloed van de offerdieren kocht hen vrij. Dit was nooit klaar. Tot aan het einde van hun leven moesten ze blijven offeren. Bij Jezus is dat niet zo. Hij was zondeloos, maar toch bracht Hij een offer. Hij liet Zijn eigen bloed vergieten. Dat ene offer was volmaakt. Nooit hoeft er meer een dier te worden geslacht en verbrand op een altaar. Hebreeën waarschuwt opnieuw om niet weg te lopen bij Jezus. De Joden moeten hun vertrouwen niet meer stellen in het offeren van dieren, maar in Jezus. Hij is de vervulling van het verbond tussen God en Abraham, tussen God en mens. En waar zelfs de priesters niet zomaar het ‘heilige der heiligen’ van de tempel konden binnengaan (dat mocht maar één priester per jaar, als hij door het lot was aangewezen) is het dikke gordijn dat voor de meest heilige plaats van de tempel hing door Jezus’ dood gescheurd. Dit betekent dat we door Jezus’ offer weer rechtstreeks toegang hebben tot God. Wat is geloven? Je vertrouwen stellen in wat Jezus voor jou heeft gedaan, dat is geloven, zegt de schrijver van de Hebreeën-brief. Dit geloof is te zien in de levens van mensen als Abraham, Isaak, Jakob, Jozef, Mozes, Rachab, Gideon, Barak, Simson, Jefta, David, Samuël, de profeten en vele anderen. Ze behaalden geestelijke overwinningen maar verloren ook veel. Toch hielden ze zich vast aan de beloften die God hun had gedaan. Deze mensen gingen ons voor in het geloof. Hoe? Door hun blik te richten op Jezus. Ze kenden de persoon Jezus niet zoals wij Hem leren kennen in het Nieuwe Testament, maar ze hielden zich vast aan de belofte dat er een Messias zou komen. Jezus volhardde ondanks de tegenstand en dat moeten wij ook doen. Reken af met de zonde, zodat je niet extra zwaar belast bent. Een wedstrijd hardlopen is veel zwaarder als je een rugzak meezeult. En als je wordt vervolgd of ander lijden meemaakt, onthoud dan dat God je nooit in de steek laat. Leef zuiver zoals God van je verlangt.
Titus (2 minuten) Evenals Timoteüs was Titus een trouwe medewerker van Paulus. Hij reisde mee met de apostel tijdens zijn tweede en derde zendingsreis en voerde regelmatig opdrachten voor hem uit. Eén van die opdrachten was het leiden van de kerk op het Griekse Kreta. Dit eiland ligt in de Middellandse zee en was vanwege al het scheepverkeer een zeer strategische plek voor het verspreiden van het evangelie. Als mensen hier tot geloof kwamen en later verder trokken of terugkeerden naar hun eigen land namen ze het goede nieuws met zich mee. Kreta was ook een uitdagende plek om te werken. Geweld en seksuele losbandigheid waren aan de orde van de dag. Inwoners van Kreta stonden bekend om hun leugenachtige gedrag en hun hebzucht. Veel mannen waren huursoldaten. Corrupte mensen met negatieve invloed Titus moet het zwaar hebben gehad. Waarschijnlijk stuurde hij Paulus een verslag van hoe het ging. Paulus was net vrijgesproken in Rome en had zijn werk als zendeling weer hervat. Hij bevond zich waarschijnlijk in Korinte of Nicopolis en schreef zijn brief aan Titus ergens tussen de jaren 62 en 64. Het doel was om zijn assistent moed in te spreken en oplossingen aan te reiken. We weten niet precies wat er aan de hand was, maar het lijkt erop dat een corrupte groep mensen een negatieve invloed had op de kerk. ‘Vervang deze leiders door mensen met een onberispelijk gedrag’, geeft Paulus mee aan Titus. Paulus zoekt hier geen mensen met een brandschoon verleden. Alleen Jezus is altijd zonder zonde geweest. Maar hij wil alleen leiders hebben wiens levens radicaal zijn veranderd door het evangelie. Het leiden van Gods gemeente is als het runnen van een huishouden. Wie trouw is aan zijn vrouw, zijn kinderen opvoedt in het geloof, niet teveel drinkt, niet gewelddadig en niet hebzuchtig is, die is geschikt om een kerkleider te zijn. Hieruit blijkt namelijk zijn toewijding voor Jezus. Veel van deze foute leiders blijken Joodse gelovigen te zijn. Zij dringen er bij de niet-Joden op aan dat ze zich laten besnijden en ook de andere wetten uit het Oude Testament volgen. ‘Alleen dan kun je bij Jezus horen’, zeggen ze. Titus moet hen de mond snoeren. Ook omdat ze vooral op winst uit zijn. Leef met de liefde als fundament Titus krijgt de instructie om de christenen te onderwijzen welke levensstijl gepast is. Leef sober en integer met de liefde als fundament. Doe het kwade niet, maar doe het goede. Richt je op God, niet op wereldlijke verlangens. Dat is waar het op neerkomt. De beloning komt: op een dag komt Jezus terug, de Messias die ons heeft vrijgekocht door Zijn eigen leven te geven. Waarom deze focus op hoe we moeten leven? In Paulus’ brieven maar ook in alle andere Bijbelboeken zien we dat God wil dat wij anders zijn. In Gods koninkrijk zijn de waarden en normen anders dan in de wereld. De christenen op Kreta moeten door hun levensstijl laten zien wie Christus is. De vrede, rust en zekerheid die zij ervaren, moet de niet-gelovigen jaloers maken. In Paulus’ woorden: ‘Gods genade is openbaar geworden tot redding van alle mensen. Ze leert ons dat we goddeloze en wereldse begeerten moeten afwijzen en bezonnen, rechtvaardig en vroom in deze wereld moeten leven, in afwachting van het geluk waarop wij hopen: de verschijning van de majesteit van de grote God en van onze redder Jezus Christus.’ - Titus 2:11-13 Filemon (2 minuten) Filemon was een rijke man uit de stad Kolosse. Hij had een grote huis waar de christenen regelmatig samenkwamen voor Bijbelstudie en gebed. Hij is waarschijnlijk tot geloof gekomen in de tijd dat Paulus in Efeze werkte en raakte bevriend met de apostel. Als rijke man bezat Filemon ook slaven. Dat is op het eerste gezicht best gek. Hoe kan een christen een ander mens onderdrukken? Dat mag natuurlijk niet. Laten we daarom naar de context kijken. In het Romeinse rijk bestond ongeveer 1/3 van de bevolking uit slaven. Zij waren handelswaar. Je kon ze bezitten en verkopen. Een slaaf kon zichzelf ook vrij kopen. Vanaf het jaar 20 na Christus hadden slaven in het Romeinse rijk bovendien recht op een rechtszaak als hun onrecht werd aangedaan. Sommige slaven hadden een goede meester en raakten er zelfs mee bevriend, terwijl anderen om het minste of geringste werden mishandeld. Waar draait het christendom om? Waarom veroordeelt de Bijbel slavernij niet? Stel dat Jezus en later Petrus, Paulus en de anderen hier een belangrijk punt van zouden hebben gemaakt, dan waren er slavenopstanden gekomen die de Romeinen bloedig zouden neerslaan. Het christendom zou dan draaien om sociale kwesties als vrijheid, gelijkheid en aards geluk. Die kwesties zijn belangrijk, maar niet het belangrijkste. Zoals we hebben gezien gaat het in het koninkrijk van God in de kern om het herstel van onze relatie met God. Deze relatie werd gebroken in de Hof van Eden door Adam en Eva. Jezus heeft dit weer gerepareerd en dat moet de wereld weten. De Bijbel laat zien dat één van de manieren om het evangelie te verspreiden, is door anders met je slaven om te gaan. Zij mogen niet worden onderdrukt, maar moeten als gelijken worden behandeld. Belangrijker nog: als broeders en zusters in Christus. Op hun beurt mogen slaven niet opeens neerkijken op hun ‘eigenaren’. Integendeel. Zij moeten hen met nog meer passie dienen, omdat ze dezelfde meester hebben: Jezus Christus. Die gelijkheid in Christus tussen meester en slaaf, is waar Paulus’ brief aan Filemon over gaat. Filemon had namelijk een slaaf die was weggelopen. Deze slaaf heet Onesimus. Zijn naam betekent ‘Nuttig’ en die naam kwam veel voor onder slaven. Waarschijnlijk heeft Onesimus iets van Filemon gestolen en is hij toen gevlucht naar Rome. Daar woonde een groot aantal slaven zonder eigenaar. Op de één of andere manier is hij met Paulus in contact gekomen. In zijn brief noemt Paulus hem ‘mijn kind’. Hij heeft hem dus tot geloof in Jezus geleid. Paulus bevindt zich op het moment van schrijven onder huisarrest en Onesimus was erg nuttig voor hem. Toch wist Paulus dat Filemon en Onesimus hun conflict moesten bijleggen. Hoe kunnen twee christenen zo in onmin met elkaar leven? Daarom stuurt Paulus Onesimus terug naar Kolosse, samen met Tychikus, die ook de brief aan de Kolossenzen meeneemt. In zijn brief aan Filemon doet Paulus een klemmend beroep op Filemon om Onesimus niet te straffen, maar hem terug aan te nemen. Niet als een slaaf, maar als een broeder. Paulus zegt: ‘Voor mij is hij dat al, hoeveel te meer moet hij het dus voor u zijn, zowel in het dagelijks leven als in het geloof in de Heer. Dus, als u met mij verbonden bent, ontvang hem dan zoals u mij zou ontvangen. En mocht hij u hebben benadeeld of u iets schuldig zijn, breng het mij dan in rekening. Ik, Paulus, schrijf hier eigenhandig neer dat ik u zal betalen. Ik ga er dan maar aan voorbij dat u mij uw eigen leven schuldig bent.’ - Filemon 1:16-19 Paulus laat hier zien wat het betekent om een volgeling van Jezus te zijn. Hij weet dat Filemon bij hem in het krijt staat, maar hij scheldt die schuld kwijt. En als Filemon vindt dat Onesimus hem nog iets schuldig is, dan wil Paulus dit wel betalen. Paulus heeft alles over voor het evangelie en hoop dat dit ook geldt voor zijn geestelijke kinderen, Filemon en Onesimus.
1 & 2 Timotheüs (5 minuten) Behalve zijn brieven aan kerken schreef Paulus ook enkele ‘pastorale brieven’ gericht aan mensen die hij persoonlijk goed kende. Zo schreef hij twee brieven aan Timoteüs, een man uit het Turkse Lystra. Paulus leerde Timoteüs waarschijnlijk kennen tijdens zijn eerste zendingsreis. Zijn moeder en oma hadden hem al veel geleerd over het Oude Testament en Paulus vertelde de jonge Timoteüs over Christus, waarna hij tot geloof kwam. Later ging hij met Paulus mee op reis, waarschijnlijk vanaf zijn tweede zendingsreis. Timoteüs was toen waarschijnlijk nog net een tiener of inmiddels een jongvolwassene, want vijftien jaar later omschrijft Paulus hem nog steeds als een jonge man. Hij werd een echte vertrouweling van Paulus. Regelmatig stuurde Paulus hem op pad om namens hem werk te doen in kerken die al waren gesticht. De eerste brief 1 Timoteüs is vermoedelijk geschreven ná Paulus’ eerste gevangenschap in Rome. Dus ergens tussen de jaren 62 en 64. Timoteüs verbleef op dat moment in Efeze, waar bepaalde mensen vals onderwijs gaven. Deze mannen waren druk met het bestuderen van het Oude Testament en belandden in allerlei oeverloze discussies. Wat zij de mensen leerden, kwam niet langer overeen met wat Jezus, Paulus en de andere apostelen onderwezen. Dit leidde tot rare ideeën over voedsel, het huwelijk en seks. Het gevolg was een diepe verdeeldheid in de kerk. Precies zoals Jezus dat niet had bedoeld. Het Oude Testament en de wet van God bestuderen is goed, omdat we zo zullen ontdekken wat goed en wat verkeerd is. Zo had het voor Paulus ook gewerkt. Het goede nieuws is natuurlijk dat we in Jezus Christus genade ontvangen. Paulus is daar zelf het meest duidelijke voorbeeld van. Hij vervolgde de vroege kerk immers, maar ook hij mag bij Jezus’ familie horen. Aan Timoteüs de taak om deze leiders te corrigeren. Hij moet ervoor zorgen dat de christenen in Efeze zich wijden aan gebed voor de leiders van het Romeinse rijk en voor vrede. Die vrede moet ertoe leiden dat het evangelie zich verder kan verspreiden. God wil immers dat alle mensen worden gered. De rol van de vrouw De mannen die met elkaar in conflict zijn, moeten zich toewijden aan trouw gebed, zegt Paulus nog voor hij in gaat op een ander probleem. Er was een groep rijke vrouwen die maar wat graag helemaal opgedirkt naar de samenkomsten kwam, compleet met de mooiste en duurste mantels en sieraden. En ze hadden tijdens de bijeenkomsten ook regelmatig het hoogste woord. Van hen zegt Paulus dat zij zich waardig en sober moeten kleden. Dat is nog wel te begrijpen. Een stuk lastiger is de volgende tekst waarin Paulus zegt dat de vrouwen niet mogen onderwijzen en geen gezag over mannen mogen hebben. Dit kan op drie manieren worden uitgelegd: 1. Sommigen geloven dat Paulus hier zegt dat vrouwen onder geen enkele omstandigheid mannen mogen onderwijzen of leiden; 2. Anderen denken dat Paulus bedoelt dat vrouwelijke leiders ook mannen mogen onderwijzen, mits ze zelf correct onderwijs hebben ontvangen; 3 En weer anderen geloven dat Paulus hier zegt dat alleen deze vrouwen in Efeze geen onderwijs mogen geven vanwege hun gedrag in deze kerk. Welke interpretatie klopt, is moeilijk te zeggen. Christenen discussiëren er al eeuwenlang over. Wat in ieder geval duidelijk is, is dat deze groep specifieke vrouwen in Efeze zich moeten laten bijscholen door Timoteüs, zodat ze zullen groeien in geloof. Uit de andere brieven van Paulus weten we bovendien dat hij vond dat vrouwen een belangrijke rol hadden in het verspreiden van het evangelie, zeker als het ging om het bereiken van andere vrouwen met het onderwijs van Jezus. Lydia uit Filippi was bijvoorbeeld een belangrijke kerkleider. Leiders en dienaars In zijn brief aan Timoteüs gaat hij dieper in op de toestand van het leiderschap. Timoteüs moet opzieners en diakenen aanstellen. Ofwel leiders en dienaars. De mannelijke leiders moeten hun gezinnen op een vaderlijke en waardige manier leiden. De dienaars zijn mannen én vrouwen die allerlei taken in de kerk uitvoeren. Ook van hen wordt geestelijke volwassenheid verwacht. Dat betekent een sober en waardig leven. Een man mag bijvoorbeeld maar één vrouw hebben. Hij noemt dit zo nadrukkelijk omdat het hebben van meer dan één vrouw regelmatig voorkwam in die tijd. Hierna vertelt Paulus aan Timoteüs hoe hij moet omgaan met het verkeerde onderwijs op het gebied van voedsel en het huwelijk. ‘Waarom zou God ons voedsel verbieden dat Hij zelf heeft gemaakt?’, vraagt Paulus zich hardop af. Hetzelfde geldt voor trouwen. Waarom zou je dat verbieden? Het slaat nergens op. Toch moet Timoteüs niet als een wilde tekeergaan. Hij moet de oude mannen met respect corrigeren. Weduwen, slaven en meesters Er is ook nog een misstand met het helpen van de weduwen. Blijkbaar stonden bij de christenen in Efeze de rijke weduwen vooraan in de rij om hulp te ontvangen, maar Paulus zegt dat de hulp alleen moet worden gegeven aan de weduwen die het echt nodig hebben: vrouwen zonder man of andere familie die voor hen zorgt. Timoteüs moet ook de huishoudens met slaven aanspreken. Het kan niet zo zijn dat slaven op hun meester neerkijken, ook al zijn ze in Christus gelijk. Ze moeten hem juist met nog meer inzet en eer dienen, zodat Gods naam wordt grootgemaakt. Op die manier krijgen christenen een positief imago en zullen nog meer mensen tot geloof komen, probeert Paulus daarmee aan te geven. En de rijke mensen in deze wereld mogen niet hoogmoedig zijn. Hun hoop ligt niet besloten in rijkdom maar in Jezus Christus. Geldzucht is zelfs de wortel van al het kwaad. Paulus besluit zijn eerste brief met een persoonlijke noot voor Timoteüs: ‘Waak over hetgeen je is toevertrouwd’. De tweede brief De tweede brief aan zijn trouwe medewerker heeft een andere toon. Niet dat Paulus ontevreden is over Timoteüs. Integendeel. Maar deze brief kon wel eens de laatste brief zijn die Paulus ooit heeft geschreven. Het is ergens tussen het jaar 64 en 67 en Paulus zit opnieuw gevangen in Rome. Dit keer is hij niet onder huisarrest geplaatst. Hij zit in een donkere, koude cel diep onder de grond. Uit vrees voor vervolging komen andere christenen niet meer bij hem op bezoek. Alleen Jezus is nog bij hem. Paulus weet vrij zeker dat hij ditmaal niet wordt vrijgelaten. Dat komt ook uit. Hij wordt niet veel later onthoofd. Timoteüs leidt nog steeds de kerk in Efeze en Paulus vraagt hem zo vlug mogelijk op bezoek te komen. ‘Neem mijn mantel mee, de winter komt eraan’, zegt hij. Of Timoteüs Paulus nog heeft gezien voor zijn sterven, is niet bekend. Timoteüs onder druk Paulus schreef deze brief ook om Timoteüs te bemoedigen. Het lijkt erop dat hij onder grote druk is komen te staan. De valse leraren zijn nog steeds actief en de vervolging is toegenomen. ‘Houd je vuur brandend’, zegt Paulus. Met andere woorden: ‘Blijf je werk met passie doen. Wees niet bang. God heeft je een Geest gegeven van kracht, liefde en bezonnenheid. Schaam je daarom niet voor de Heer en niet voor mij. Ik zit gevangen voor het evangelie. Lijden hoort erbij. Laat je niet afleiden door wat niet belangrijk is. Focus op je missie’. Met een kort gedicht probeert hij Timoteüs nog meer moed in te praten: ‘Als wij met Hem gestorven zijn, zullen we ook met Hem leven; als wij volharden, zullen we ook met Hem heersen; als wij Hem verloochenen, zal Hij ons ook verloochenen; als wij Hem ontrouw zijn, blijft Hij ons trouw, want zichzelf verloochenen kan Hij niet.’ - 2 Timoteüs 2: 11-13 Dat is ook wat Timoteüs de gelovigen moet blijven voorhouden. Ook mag hij de confrontatie met de corrupte leraren niet uit de weg gaan. Zij geloofden waarschijnlijk dat de opstanding alleen geestelijk was en dat deze dus had plaatsgevonden tijdens de bekering van de gelovige. Paulus benadrukt dat dit niet klopt. ‘Elke schrifttekst is door Jezus geïnspireerd’ Dit valse onderwijs werkt als een kwaadaardige tumor in het menselijk lichaam. Toch moet Timoteüs zich hier niet door laten afleiden. God weet wie werkelijk bij Hem horen. Daarom moet Timoteüs de valse leraren zachtmoedig terechtwijzen, in de hoop dat ze tot inkeer komen. Voor Timoteüs en zijn team is het belangrijk dat ze zich vasthouden aan wat het Oude Testament leert. Het Oude Testament ging door Jezus in vervulling. ‘Elke schrifttekst is door God geïnspireerd’, zegt Paulus, ‘en kan gebruikt worden om onderricht te geven.’ Dat onderwijs heeft als doel te corrigeren waar het fout gaat in je denken en handelen, maar ook om mensen op te voeden zodat ze een waardig leven voor Jezus leiden, en ze toegerust worden om Hem te dienen. Beide brieven aan Timoteüs zijn erg belangrijk. Ze laten ons een stukje zien van hoe het met de kerk verder ging na Handelingen. Ook wordt duidelijk hoe Paulus moest lijden voor het geloof, en dat er altijd tegenstand en zelfs vervolging zal zijn. Jezus volgen, is niet makkelijk. Het kan zelfs tot grote problemen leiden. Toch moeten we ons vasthouden aan de hoop die we in Jezus vinden. Hij is voor ons gestorven en opgestaan. En Hij zal opnieuw komen. Tot die tijd moeten we hem trouw dienen onder alle omstandigheden.
S4, A44 - Exodus (3)

S4, A44 - Exodus (3)

2025-07-0714:43

S4, A44 - Exodus (3)
1 & 2 Tessalonicenzen (5 minuten) Handelingen beschrijft hoe Paulus de kerk in de Griekse stad Tessalonica stichtte. Verschillende Joden en niet-Joden in de stad kwamen snel na zijn aankomst tot geloof, maar vervolging kwam al bijna even vlug. Het duurde niet lang voor Paulus en zijn team de stad uit moesten vluchten. Hoewel hij bleef evangeliseren in andere steden, vroeg Paulus zich ook af hoe het met de christenen in Tessalonica ging. Paulus stuurde zijn medewerker Timoteüs en die kwam met een positief rapport terug. De gelovigen bleven trouw aan God ondanks de vervolging die ook zij te verduren hadden. Om hen te bemoedigen en om hun vragen te beantwoorden, stuurde Paulus twee brieven. De eerste is waarschijnlijk rond het jaar 50 geschreven, in dezelfde periode als de brief aan de Galaten, en de tweede niet veel later, waarschijnlijk in het jaar 51 of 52. De eerste brief Paulus begint zijn eerste brief met te danken voor het geloof van de Tessalonicenzen. Het feit dat ze in geloof met liefde reageren op de vervolging geeft hem grote vreugde. Hij bidt dat God hen door die liefde kracht zal geven zodat ze zuiver en heilig voor God zullen staan, wanneer Jezus met de engelen terugkomt. Dit gebed is een scharnierpunt in de brief, want Paulus werkt de thema’s ‘heilig leven’ en ‘Jezus’ terugkomst’ vervolgens verder uit. Hij spoort de Tessalonicenzen aan zuiver te leven en geen seksuele zonden toe te staan. Dat betekent dus een radicaal anders leven, want in Tessalonica vond veel misbruik, hoererij en overspel plaats. De basis van een ‘heilig leven’ is ‘liefde’. De Tessalonicenzen laten al zien dat ze onderling liefhebben en Paulus moedigt hen aan nog meer te groeien in liefde. Dan gaat Paulus in op een aantal vragen die de Tessalonicenzen hebben over de dood. Waarschijnlijk waren recent enkele mensen omgekomen, wellicht zelfs vermoord vanwege hun geloof in Jezus, en de christenen vroegen zich af wat het lot was van gelovigen die sterven. Het antwoord is dat de Tessalonicenzen niet hoeven te treuren over hun doden zoals de niet-gelovigen dat doen. Na zijn of haar dood leidt Jezus de gelovige naar God toe. Op een dag komt Jezus bovendien terug uit de hemel. Dan worden de doden die Christus toebehoren opnieuw opgewekt en zullen zij samen met de nog levende gelovigen Jezus tegemoet gaan. Vanaf dat moment zullen we voor altijd bij Jezus zijn. Het is wel belangrijk dat we waakzaam blijven, want we weten niet wanneer Jezus terugkomt. Het kan vandaag zijn, maar ook eeuwen later. Als Hij terugkomt, moeten we daar wel klaar voor zijn. Wanneer ben je klaar? Als je geloof en liefde draagt als een harnas en hoop als een helm. Vergeld geen kwaad met kwaad, streef juist naar het goede. Wees vreugdevol, bid onophoudelijk en dank God onder alle omstandigheden. De tweede brief In zijn tweede brief aan de kerk in Tessalonica gaat Paulus dieper in op deze thema’s. De reden is dat de problemen inmiddels zijn verergerd. Er is meer vervolging en de christenen zijn in de war over de terugkomst van de Heer. Dit leidt er zelfs toe dat sommige gelovigen niet meer willen werken, omdat Jezus toch ieder moment terug kan komen. Paulus probeert allereerst hun angst weg te nemen voor de vervolging door hen erop te wijzen dat God hen ‘waardig heeft bevonden om voor Hem te lijden’. Vervolging is geen straf, maar een eer. Wie uiteindelijk wel gestraft zullen worden, zijn de onderdrukkers. De christenen die worden vervolgd, worden uiteindelijk bevrijd. De mensen die God niet erkennen en het evangelie niet gehoorzamen, krijgen waar ze voor hebben gekozen: ze worden voor eeuwig verstoten. Jezus’ volgelingen daarentegen mogen tot in eeuwigheid bij Hem zijn. Paulus bidt dan ook dat de Tessalonicenzen volhouden. Sterker nog: hij hoopt dat de vervolging ertoe leidt dat hun karakter nog meer wordt gevormd. Vervolgens geeft Paulus nogmaals uitleg over de terugkomst van Jezus. Het lijkt erop dat één of meer mensen zijn woorden hebben verdraaid. En vandaag de dag gebeurt dat nog steeds. Er zijn genoeg mensen die proberen te berekenen wanneer Jezus terugkomt aan de hand van wat Paulus zegt. Maar zo heeft hij zijn tekst nooit bedoeld. Integendeel, hij probeert juist te ontmoedigen dat mensen speculeren over de datum. Niemand weet wanneer Jezus terugkomt, maar er moet wel eerst een aantal dingen gebeuren. Paulus vat samen dat velen zich van het geloof zullen afkeren en dat de ‘wetteloze mens’ eerst moet verschijnen. Hij gebruikt beelden uit Jesaja en Daniël die moeilijk te interpreteren zijn. Wat vaststaat, is dat er tijden zullen zijn waarin mensen Jezus in de steek laten en waarin kwaad de overhand lijkt te hebben. Dit mag ons niet ontmoedigen. Als wij volhouden te geloven en ons vasthouden aan de waarheid, staan we aan de goede kant van de streep. Blijf trouw. Paulus bidt God voor standvastigheid en roept de Tessalonicenzen op door te blijven gaan met hun dagelijkse werk. ‘Wijs de gelovigen die dat niet doen terecht’, zegt hij. Tot slot vraagt hij God om de Tessalonicenzen vrede te schenken.
S4, A45 - Exodus (4)

S4, A45 - Exodus (4)

2025-06-3011:50

S4, A45 - Exodus (4)
Kolossenzen (5 minuten) Terwijl Paulus nog steeds gevangen zat in Rome, schreef hij ook de brief aan de christenen in Kolosse, een stadje in het huidige Turkije. De kerk hier was gesticht door een man genaamd Epafras. Epafras was waarschijnlijk in Efeze tot geloof gekomen in de tijd dat Paulus daar werkte. Bij terugkeer in Kolosse is hij zelf gaan evangeliseren en zo ontstond een nieuwe gemeente. De kerk in Kolosse werd gevormd door zowel Joden als niet-Joden. Dat zorgde ervoor dat op verschillende manieren foute ideeën vat kregen op de volgelingen van Jezus. De Joden waren tamelijk ‘wettisch’. Dat betekent dat zij vonden dat Joden én niet-Joden zich aan de wetten van God moesten houden, zoals bijvoorbeeld de besnijdenis van mannen, de voedselvoorschriften en het aanhouden van de sabbat als rustdag. De ‘heidenen’ (de niet-Joden dus) namen juist hun culturele gewoonten, zoals zelfvernedering en engelenverering, mee de kerk in. ‘Vergroot jullie toewijding aan Christus’ Epafras was hier nogal ongerust over en besloot de lange reis naar Rome te maken om Paulus op te zoeken tijdens zijn huisarrest. Hij kreeg van Paulus deze brief mee naar Kolosse met het verzoek de brief voor te lezen in de gemeente. Daarna moest de brief worden doorgestuurd naar de naburige plaats Laodicea om ook daar te worden voorgedragen aan de lokale christenen. Het doel van de brief aan de Kolossenzen was om de gelovigen te bemoedigen, om ze aan te sporen niet langer hun houvast te vinden in wetten én om hun toewijding aan Christus te vergroten. Paulus begint met een gebed waarin hij God bedankt voor de trouw van de Kolossenzen, hun liefde voor God en hun liefde voor de mensen om hen heen. Dan vraagt hij God of Hij hen wil laten groeien in hun kennis van God, zodat ze een leven zullen leiden dat past bij de Heer. Gedicht over Jezus Vervolgens gaat hij verder met een prachtig gedicht over Jezus, de Zoon van God, de door God gezonden Messias. Paulus noemt Hem de ‘Eerstgeborene’. Daarmee bedoelt hij niet dat Jezus een geschapen wezen is. De titel eerstgeborene betekent hier dat Hij Gods erfgenaam is en dat Hij het koningschap over het hele universum heeft gekregen. Jezus is ook het hoofd van de kerk. Van alle gelovigen dus. Hij heeft vrede gebracht op aarde door de relatie tussen God en mens te herstellen. Dit gedicht is de kern van Paulus’ boodschap en het verandert alles, laat hij zien. Paulus heeft bijvoorbeeld zijn eigen leven helemaal in dienst van het evangelie gesteld. Daarom verdraagt hij zijn gevangenschap zo goed. Hij zegt zelfs, ‘Ik ben blij dat ik nu voor u lijd en dat ik in mijn lichaam mag aanvullen wat er nog aan Christus’ lijden ontbreekt, ten behoeve van Zijn lichaam, de kerk.’ -Kolossenzen 1:24 Dit is eigenlijk een hele gekke gedachte. Hoe kan Paulus nu in zijn lichaam aanvullen wat er aan Christus’ lijden ontbrak? Jezus heeft toch de straf voor de zonde volledig gedragen en de overwinning over de dood volledig behaald? Dat klopt ook. Maar slechts een klein deel van de mensen weet dat. Het enige wat nog mist aan het offer dat Jezus heeft gebracht, is dat niet iedereen ervan weet. Door nu te lijden omwille van Christus, vult Paulus dus aan. Als mensen om hem heen zien hoe hij lijdt, vragen ze zich misschien af hoe het kan dat hij dit met zoveel vreugde en vertrouwen doet. Het antwoord brengt hen hopelijk dichter bij God, want Paulus doet dit uiteraard voor Jezus. Aardse cultuur loslaten Als we werkelijk van Jezus afhankelijk zijn, als we Hem werkelijk kennen en voor Hem leven, dan moeten we onze aardse cultuur loslaten, zeker als die ons weghoudt van Jezus. Neem de Joodse wetten en voorschriften. Die kunnen ons alleen maar veroordelen, maar Jezus heeft die documenten als het ware vernietigd door voor ons aan het kruis te sterven. Daarom mag niemand je iets voorschrijven op het gebied van eten en drinken, het vieren van feestdagen, de sabbat, de besnijdenis enzovoort. Ook mag je je niet laten beïnvloeden door mensen die buiten de Bijbel om je allerlei dingen opleggen. In de tijd van de Kolossenzen waren dat bijvoorbeeld mensen die zichzelf martelden. die engelen aanbaden, die zich verdiepten in allerlei visioenen of simpelweg met hun eigen bedenksels aan de haal gingen. Dat heeft totaal geen waarde. Jezus heeft dit alles overwonnen. Ons geloof verbindt ons met Zijn dood en opstanding. Als dat ook voor jou het geval is, richt je dan op het hemelse, niet op het aardse. Dat betekent niet dat we nu opeens heel zweverig moeten gaan doen, maar wel dat we moeten proberen steeds meer op Jezus te gaan lijken. Stop met ontucht, met zedeloosheid, foute hartstocht, lage begeerten en hebzucht. Geef alles wat slecht is op. Stoppen met zondigen leidt niet tot redding Het kan lijken alsof Paulus hier nu weer nieuwe wetten en voorschriften geeft. Daarom is het belangrijk nog maar eens te herhalen wat hij werkelijk bedoelt. Stoppen met zondigen leidt niet tot je redding. Het is andersom. Je bent gered door je geloof in Christus en vanuit dat fundament wil je en kun je stoppen met zondigen, wetende dat je tijdens je periode op aarde nooit volmaakt kunt worden. Je kunt er wel naar streven, zegt Paulus. Dat is de uitdaging die hij hier communiceert. Hoe komt dat tot uiting? Bijvoorbeeld in het huishouden. In Kolosse en de rest van het Romeinse keizerrijk was de man de baas van het huishouden. Zijn vrouw, zijn kinderen en zijn slaven stonden allemaal in dienst van hem. In Gods koninkrijk werkt alles anders Zo mag het onder de christenen niet zijn. Hier is Jezus Christus ‘Heer’. Dat betekent dat de vrouw het gezag van haar man moet erkennen, maar de man moet zijn vrouw liefhebben en vooral niet bitter zijn. Als hij haar liefheeft zoals Christus ons liefheeft, betekent dat dat hij opofferingsgezind moet zijn. Een liefhebbende echtgenoot, geen dictator. Kinderen moeten hun ouders gehoorzaam zijn, maar vaders mogen niet op hen vitten. En de slaven? Zij mogen hun meester dienen met vreugde, want in werkelijkheid dienen ze Jezus. De man van het gezin moet zijn slaven goed behandelen. Ze zijn niet zijn eigendom. Integendeel, de slaven zijn een broeder in Christus. Want ook de man dient Jezus, net zoals de slaaf dat doet. Hier zien we dus wat we de hele Bijbel door al zien. In het koninkrijk van God werkt alles net even anders. Die waarheid moet worden verteld en daarom roept Paulus tot slot de Kolossenzen op om voor hem te bidden dat hij de juiste woorden mag vinden om het evangelie door te geven en dat deuren open zullen gaan. Tot zover de bemoedigende en uitdagende Kolossenzen-brief. In een volgende aflevering bespreken we Paulus’ brieven aan de christenen in Tessalonica.
loading
Comments