Aan de hotelschool in Oostende geeft Hubert Decleer ook les aan een zekere Arnaud Hintjens. Maar die is meer geïnteresseerd in de vinylplaten van de meester. Arno zuigt de muziek van over het water op in de clubs in de Langestraat, zoals de Groove, waar de Moody Blues speelt en Eric Burdon van The Animals aan de toog hangt. Met zijn eerste groepje FreckleFace repeteert hij in een kelder aan de Koninklijke Gaanderijen. En hij kookt voor Marvin Gaye. Le Plus Beau verkast dan wel naar Brussel, hij keert altijd weer naar Oostende. Op zijn 70ste zingt hij zijn mooiste liefdeslied, Ostende bonsoir.
In 1838, met de opening van de spoorlijn vanuit Brussel, wordt Oostende de zomerhoofdstad van het land. Ook voor Leopold I, die een herenhuis huurt in de Langestraat als koninklijke residentie. Vanuit de belvedère kan koningin Marie-Louise naar de zee kijken. Onder Leopold II bloeit Oostende helemaal open. Zijn eerste minister en toekomstig Nobelprijswinnaar voor de Vrede, August Beernaert, is een geboren en getogen Oostendenaar (op het Marie-Joséplein prijkt zijn beeltenis). De zeedijk wordt verbreed, er komt een groter station en een chiquer Kursaal. In 1874 bouwt Leopold II een zomerverblijf, op de grens met Mariakerke. Open deur voor zijn talloze courtisanes zoals de danseres Cléo de Mérode. In 1900 begint de 64-jarige koning een verhouding met de 16-jarige Blanche Delacroix. Via een onderaardse gang heeft hij toegang tot de Villa Caroline in de Parijsstraat, en tot haar. Aan de Drie gapers onthullen Albert I en Elisabeth in 1931 het ruiterstandbeeld van Leopold II.
Jan Van Dorp bezingt de avonturen van Oostendse kaper Marinus De Boer in Flamand des Vagues, bij Jacqueline Harpman vlijt een jonge meisje zich uitnodigend neer in La plage d'Ostende en Georges Simenon doorgrondt de ziel van de stugge Oostendse vissers in Vlucht uit Oostende. Drie schrijvers met een hart voor de zee en Oostende. Stefan Zweig en Joseph Roth belanden in Oostende omdat het een vrije stad is. De schrijvers vergeten er hun zorgen en vieren er hun verderfelijke vriendschap. Een foto in Hôtel du Parc herinnert aan de ondeugende dagen.
In 1930 wordt de jonge Henri Storck benoemd tot ‘officiële cinegrafist’ van de stad. Beelden van Oostende, Idylle op het strand, Op vakantie... Zijn eerste kortfilms zijn pure reclame. In de jaren 50 ontvangt de Ritz, ‘le cinéma le plus confortable d’Ostende’, de Amerikaanse acteur Richard Widmark. Ciné Palace in de Adolphe Buylestraat is nog zo’n tempel voor de cinefiel. Het is aan Henri Storck te danken dat Oostende een filmstad wordt. Raoul Servais is ‘de magiër van Oostende’. Hij is een pionier en een reus van de animatiefilm. Staat in 1979 met een gouden palm op het podium in Cannes naast Francis Ford Coppola en Volker Schnlöndorff. Is bang van de zee, maar kan haar niet missen. Koningin Elisabeth laat zich lezend fotograferen door Maurice Antony. Niet zomaar een meisje op het strand.
'Zo kon hij in Oostende geen pier, geen reling zien, of hij moest aan Spilliaert denken. Gezond kon dat toch niet zijn', schrijft Hugo Claus in Belladonna. De Koninklijke Gaanderijen zijn gebouwd door Leopold II, maar het is Léon Spilliaert die de zuilengang verzekert van een eeuwig leven. Spilliaert groeit op in de familiezaak, een parfumwinkel in de Kapellestraat. Als hij naam begint te maken als schilder, zijn Emile Verhaeren en Stefan Zweig bij de eerste kopers. Zijn marines en stillevens zijn de verbeelding van wat Duitsers unheimlich noemen. Constant Permeke groeit op in Oostende, verhuist naar Jabbeke en maakt carrière in Sint-Martens-Latem. Maar als zoon van de zee zal hij zijn leven lang een band hebben met Oostende en de vissersbevolking, die hij zo onnavolgbaar schildert.
'Oostende/ Daar is mijn bestaan begonnen te vergaan'. 1948. Hugo Claus is in de ban van Roger Hermans, eigenaar van Hôtel de Londres op de zeedijk. Hij traint in de bokszaal van Theo Van Haverbeke, met de handschoen van zwaargewicht Karel Sys. En, vooral, Claus schrijft zijn debuutroman De Metsiers (1951) in Oostende. Eric De Kuyper is een man van de wereld en een liefhebber van de zee. Hij komt graag in Oostende en schrijft er mooi over in Aan zee: taferelen uit de kinderjaren (1988). Mathieu Corman, ten slotte, is nog een literaire hoogvlieger uit Oostende. Avonturier, rebel, journalist, communist. In zijn boekhandel vind je de de juiste boeken in een uniek omslag.
In het Kursaal komen adel en burgerij om te zien en gezien te worden. Het is de Belle Epoque, Oostende is mondain. Het Kursaalorkest van Léon Rinskopf is vermaard. Camille Saint-Saëns en Johann Strauss dirigeren er hun composities. Enrico Caruso geeft uitverkochte recitals. Na de Tweede Wereldoorlog komt het massatoerisme op. Maar de affiches van het nieuwe Casino-Kursaal blijven wereldklasse: Charles Aznavour, Duke Ellington, Edith Piaf, Art Blakey, Nina Simone en natuurlijk Jacques Brel. Al langer dan een eeuw is het Bal du Rat Mort één van de hoogtepunten. Een gemaskerd feest waar de geest van Ensor ook dit jaar weer danst.
De meester van Oostende. In de Vlaanderenstraat 27 schildert Ensor bijna al zijn werken, waaronder Christus bedaart de storm (1891), naar een verhaal van Balzac. In Jésus Christ en Flandre ontpopt Hij die Redding brengt zich tot lifeguard van de veerboot uit Cadzand die dreigt te kapseizen. In De Oestereetster (1882) laat Ensor zijn zus Mitche smikkelen van de geneugten op de gedekte tafel, terwijl hij onnavolgbaar met licht en kleur tovert. De wapenspreuk van de kunstenaar: Pro luce nobilis sum - Voor het licht ben ik edel. Shine on, master Ensor.