In "Prokofiev" besteedt La Classica elke week een uur lang aandacht aan het leven en werk van de Russische componist Sergei Prokofiev, ongetwijfeld één van de grootste componisten van de twintigste eeuw. In deze aflevering : - S. Prokofiev : De gokker op. 24 - St. Petersburg Mariinsky theaterorkest Kirov operakoor Olv Valerie Gergiev, Sergei Alksashkin, Ljuba Kazarnovskaya, Vladimir Galusin, Elena Obraztsova en Nikolai Gassiev - S. Prokofiev : Liederen voor zangstem en piano op. 27 nr. 1-5 ‘Op gedichten van Akhmatova’ - Margarita Gritskova (mezzo-sopraan) en Maria Prinz (piano) - M. Ippolitov-Ivanov : Muzikale schilderijen op. 56 nr. 1-3 - Slovaaks Symfonie-orkest olv Donald JohanosSee omnystudio.com/listener for privacy information.
In "Prokofiev" besteedt La Classica elke week een uur lang aandacht aan het leven en werk van de Russische componist Sergei Prokofiev, ongetwijfeld één van de grootste componisten van de twintigste eeuw. In deze aflevering : - S. Prokofiev : Chout Op. 21 - USSR Ministerie van cultuur symfonie-orkest olv Gennady Rozdestvensky See omnystudio.com/listener for privacy information.
In "Prokofiev" besteedt La Classica elke week een uur lang aandacht aan het leven en werk van de Russische componist Sergei Prokofiev, ongetwijfeld één van de grootste componisten van de twintigste eeuw. In deze aflevering : - S. Prokofiev : Maddalena Op. 13 - USSR Ministerie van Cultuur Symfonie-orkest en Moskou Staats-academisch kamerkoor olv. Gennady Rozhdestvensky met o.a. E. Ivanova (Maddalena) sopraan, A. Martinov (Genaro) tenor, S. Yakobenko (Stenio) bariton, N. Koptanova (Gemma) sopraan en V. Rumyantsev (Romeo) tenor- Stravinski : Petroesjka (1911 versie) - Liverpool Philharmonic olv. Vasily Petrenko met Ian Buckle (piano)See omnystudio.com/listener for privacy information.
In "Prokofiev" besteedt La Classica elke week een uur lang aandacht aan het leven en werk van de Russische componist Sergei Prokofiev, ongetwijfeld één van de grootste componisten van de twintigste eeuw. In deze aflevering : - S. Prokofiev : Skythische Suite op. 20 - Yo-Yo-Ma (cello), Wu Man (pipa), Miguel Harth-Bedoya (dirigent), Alan Gilbert (dirigent), Chicago Symphony Orchestra - S. Prokofiev : Gedichten van Balmont op. 23 nr. 1-5 - Victoria Yevtodieva (sopraan), Konstantin Pluzhnikov (tenor), Andrey Slavny (bariton), Yuri Serov (piano)- S. Prokofiev Humoresque scherzo op. 12 bis voor 4 fagotten - Pavel Langpaul, Milos Wichterle, Jaroslav Kubita, Radek Oliva See omnystudio.com/listener for privacy information.
In "Prokofiev" besteedt La Classica elke week een uur lang aandacht aan het leven en werk van de Russische componist Sergei Prokofiev, ongetwijfeld één van de grootste componisten van de twintigste eeuw. In deze aflevering : - D. Bortnjanski : Sonate nr. 2 in C voor piano - Nadezhda Golubovskaya (piano) - S. Prokofiev : Sarcasmen op. 17 nr. 1-5 voor piano - Evgenia Rubinova (piano)- S. Prokofiev : Het lelijke jonge eendje op. 18 - Margarita Gritskova (mezzo-sopraan) en Maria Prinz (piano) - I. Stravinsky : Le sacre du printemps - The Cleveland Orchestra olv Pierre Boulez See omnystudio.com/listener for privacy information.
In "Prokofiev" besteedt La Classica elke week een uur lang aandacht aan het leven en werk van de Russische componist Sergei Prokofiev, ongetwijfeld één van de grootste componisten van de twintigste eeuw. In deze aflevering :- S. Prokofiev : Concert voor piano en orkest nr. 2 op. 16 in g - Michel Béroff (piano) met Gewandhausorchester Leipzig olv Kurt Masur - A. Myaskovsky : Derde Symfonie nr. 3 in a kl. op. 15 - USSR Symfonie-orkest olv Evgeni SvetlanovSee omnystudio.com/listener for privacy information.
In "Prokofiev" besteedt La Classica elke week een uur lang aandacht aan het leven en werk van de Russische componist Sergei Prokofiev, ongetwijfeld één van de grootste componisten van de twintigste eeuw.In deze aflevering : - S. Prokofiev : Piano sonate nr. 2 op. 11 in d (1912) - Alexander Melnikov (piano)- S. Prokofiev : Ballade voor cello en piano op.15 (1912) - Steven Isserlis (cello) en Olli Mustonen (piano)- S. Prokofiev : Stukken voor piano op. 12 (10 stukken) - Frederic Chiu (piano)- A. Shaposhnikov : Sonate voor fluit en harp (1926) - Raffaele Trevisani (fluit) en Luisa Prandina (harp) See omnystudio.com/listener for privacy information.
In "Prokofiev" besteedt La Classica elke week een uur lang aandacht aan het leven en werk van de Russische componist Sergei Prokofiev, ongetwijfeld één van de grootste componisten van de twintigste eeuw. In deze aflevering :- Sergei Prokofiev - Eerste pianoconcerto op. 10 in Des (1912) - London Symphony Orchestra o.l.v. Simon Rattle en Andrei Gavrilov (piano) - Sergei Prokofiev - Toccata voor piano op. 11 in d (1912) Martha Argerich piano - Alexander Scriabin - Sonate voor piano nr. 6 op. 62 (1911-1912) / Sonate voor piano nr. 7 op. 64 ‘Witte mis’(1911-1912) / Sonate voor piano nr. 8 op. 66 (1912-1913) - Nuccio Trotta (piano)See omnystudio.com/listener for privacy information.
In "Prokofiev" besteedt La Classica elke week een uur lang aandacht aan het leven en werk van de Russische componist Sergei Prokofiev, ongetwijfeld één van de grootste componisten van de twintigste eeuw. In deze aflevering hoor je enkel werken van Prokofiev zelf. Een aantal kortere pianostukken geschreven tijdens een periode (1909-1912) dat hij inwendig verscheurd werd door enerzijds zijn neiging naar modernisme en het succes dat hij oogstte tijdens de "avonden voor de hedendaagse muziek" in St. Petersburg, en anderzijds zijn opleiding directie/pianoforte aan het conservatorium. In deze aflevering : - S. Prokofiev : Etudes op. 3 en 4 voor piano (1911-1912) - Abdel Rahman el Bacha (piano) - S. Prokofiev : Pianostukken op. 6-9 (1910-1911) - Op. 6: Ukraine National Symphony Orchestra - Op. 7: Women of the Bournemouth Symphony Chorus - Op. 8: London Symphony Orchestra - Op. 9: bariton Andrey Slavny, Yuri Serov (piano)- S. Prokofiev : Eerste pianoconcerto op. 10 in D (begindeel) (1912) - London Symphony Orchestra o.l.v. Simon Rattle met Andrei Gavrilov (piano)See omnystudio.com/listener for privacy information.
In "Prokofiev" besteedt La Classica elke week een uur lang aandacht aan het leven en werk van de Russische componist Sergei Prokofiev, ongetwijfeld één van de grootste componisten van de twintigste eeuw. In deze aflevering hoor je werken van Prokofiev zelf en zijn leermeersters compositie Vitols en directie Tcherepnin.(1909-1912) In deze aflevering :- S. Prokofiev - Etudes voor piano nr. 1-4, op. 2 (1909) : Dmitry Shiskin, piano- J. Vitols - Ouverture voor orkest nr. 37 spriditis (1909) : Lets nationaal symfonie-orkest o.l.v. Dmitry Yablonsky- N. Tcherepnin - Schetsen van Benois’ illustraties van het Russische alfabet (1910) : David Witten, pianoSee omnystudio.com/listener for privacy information.
In "Prokofiev" besteedt La Classica elke week een uur lang aandacht aan het leven en het werk van de Russische componist Sergei Prokofiev, ongetwijfeld één van de grootste componisten van de twintigste eeuw. In deze aflevering hoor je werken van César Cui waar hij zich in zijn jonge jaren aan spiegelde, werk van een van zijn leermeesters Anatoly Lyadov en de eerste piano sonate van een medestudent en levenslange vriend Nikolai Miaskovsky. In deze aflevering :- César Cui - Liedcyclus 25 gedichten door Poesjkin op. 57 (1899), selectie: Christus is opgestaan, De nacht is stil, Jij en U, De verbrande brief, Een fonteinbeeld in Tsarskorye Selo, Mijn verlangen, Al het leven je zou teleurstellen, Ik hield van je, Ik raakte een bloem aan, De wolk - Valentina Sharonova sopraan Vladimir Yurigin-Klevke piano - Anatoly Lyadov - 8 Russische volkliederen (voor blazers) op. 58 (1907) - BBC Philharmonic olv. Vasily Sinaisky - Nikolai Miaskovsky - Eerste pianosonate op. 6 in d (1907) - Endre Hegedüs (piano) See omnystudio.com/listener for privacy information.
In "Prokofiev" besteden we elke week een uur lang aandacht aan het leven en werk van de Russische 20ste eeuwse componist Sergei Prokofiev, ongetwijfeld één van de grootste componisten van de twintigste eeuw. Vandaag hoor je zijn eerste pianosonate, en een strijkkwartet en een symfonie van zijn eerste leermeesters S. Taneyev en R. Glière. Beiden docent aan het conservatorium in Moskou waar Prokofiev studeerde. In deze aflevering: - S. Prokofiev - Sonate voor piano nr. 1 op. 1 in f kl. T. (1909) door Stephane Ginsburgh (piano) - S. Taneyev - 5de strijkkwartet nr. 5 op. 13 in A gr. Voor 2 violen altviool en cello (1902) door Carpe Diem Kwartet- R. Glière - Eerste Symfonie op. 8 in Es gr. t. (1900) door BBC Philharmonic olv. Edward DownesSee omnystudio.com/listener for privacy information.
In deze laatste aflevering maken we ruim tijd voor enkele van Bruch's uitzonderlijke suites, namelijk zijn tweede en derde orkestsuite. Na het succes van zijn eerste in 1899 had hij de smaak zeer te pakken. 1. Suite nr. 2 op Zweedse thema’s op. posth. (1906 Nordland suite) Deze tweede, gebaseerd op Zweedse volksmuziek, is best wel lang (+/- 27 minuten). Ze is een perfecte reflectie van het feit dat Bruch de voorkeur gaf aan niet-complexe melodieën, waardoor hij volksmuziek orkestraal ging herwerken. De tweede suite heeft geen opus nummer en daar is een reden voor. Ze werd weliswaar voor het eerst opgevoerd in 1906 maar nadien ging de partituur verloren. Niemand weet er precies het fijne van. Toen de erfgenamen van Bruch het volledige oeuvre in handen kregen droegen ze het over aan Rudolf Eichmann (dus niet Bruch’s feitelijke uitgever Simrock Verlag). Dat moet tegen het einde van de tweede wereldoorlog geweest zijn (de familie heeft de partituren tijdens de oorlog allicht verborgen gehouden wegen Bruch’s vermeende ‘Jood zijn’). Eichman nam de partituur op in een bundel dat de titel ‘Nordland suite’ meekreeg. Vandaar de bijnaam van het werk : ‘Nordland Suite’. Nadien bleek echter dat wat de familie van Bruch overgedroeg aan de uitgever niet het origineel was. Dat is tot op de dag van vandaag nergens meer boven water gekomen. Toch weten we dat Bruch de partituur van deze suite nog gebruikte voor latere werken waaronder zijn serenade voor strijkers uit 1916. 2. Suite nr. 3 voor orgel en orkest op. 88b (1909) Zijn derde suite kent wel een erg bijzondere oorsprong. In het voorjaar van 1904 was Bruch op bezoek in Capri (IT) waar hij op goede vrijdag vanuit zijn hotelkamer een processie zag voorbijkomen. Aan zijn familie schreef hij ‘bends zwischen 8-9 Procession in den engen Straßen und Gäßchen von Capri. Voran ein Trauerherold mit einer großen Tuba, worauf er eine Art von Signal bläst…Gar nicht übel; man könnte einen ganz guten Trauermarsch daraus machen! Darauf mehrere große, umflorte Kreuze - eins trägt der Eremit vom Monte Tiberio. Ein paar hundert weißgekleidete Kinder mit großen brennenden Kerzen, jedes trägt auch ein kleines schwarzes Kreuz in der Hand. Sie singen unisono eine Art von Lamentation…’. Maar wacht, het wordt nog beter. Hij vervolgt: ‘Im Zuge wurde ein abschreckender Corpus Christi auf einer Bahre getragen, dahinter ein von vier Männern getragener Baldachin und die Geistlichkeit - dann wieder auf einer Bahre, hoch aufregend, eine riesige, prächtig geschmückte, ganz schauderhafte Puppe, die Madonna vorstellend, u. s. w. Als die Procession aus dem nächtlichen Dunkel der kleinen Gassen wieder auftauchte, die Piazza überschritt und dann die hohe Freitreppe zur Kirche hinanstieg (ein malerischer Anblick!), mischte sich auf einmal in die langgezogenen Töne des hundertstimmigen Klagegesangs das laute und mißtönende Geschrei eines Esels. Sofort schlug die ernsthafte und andächtige Stimmung der Menge um, und alles lachte laut und herzhaft. Gleich darauf erschien das ‘Allerheiligste’, alle Häupter entblößten sich, das Volk kniete nieder und bekreuzigte sich, und folgte der Procession in die Kirche, wo dann die Priester mit vielen Ceremonien die ‘Grablegung’ vornahmen. Die Glocken Capris schwiegen am Charfreitag und Charsamstag…An allen Fenstern brannten Lichter, während die Procession vorüberzog; es war wie eine Illumination bei einem Freudenfest’. Deze ervaring inspireerde hem tot het schrijven van zijn derde orkestsuite (met orgel) die het licht zag in 1909. Je mag het gerust een orgelconcerto noemen (à la Saint-Saëns) met Russische trekjes. Samenstelling en research : Luc NijsPresentatie : Yves Van OoteghemProductie : La ClassicaSee omnystudio.com/listener for privacy information.
In deze (en volgende) uitzending zal de volledige aandacht gaan naar het late en overwegend orkestrale werk van Max Bruch. Nadat hij in 1890 de post van docent compositie oppikte aan het conservatorium Berlijn kwam er relatieve rust in zijn leven. Op die post bleef hij tot hij in 1910 met pensioen ging. In die periode kreeg hij ook steeds meer waardering voor zijn bijdrage aan de muziek in brede zin. Zo ontving hij een eredoctoraat aan de universiteit van Canbridge (1894) en werd hij gevraagd toe te treden tot de directie van het conservatorium in Berlijn waar hij les gaf (1899). Tijdens zijn emiritaat kreeg hij dan nog een eredoctoraat van de universiteit Berlijn (1918). Serenade voor viool en orkest in a klein op. 75 Gefinaliseerd in 1899 en met een eerste uitvoering in december 1899 is deze serenade, in vier traditionele delen met met bijna 40 minuten op de teller een pittig stukje. Hij schreef het tijdens zijn zomerverblijf in 1899 aan het Igeler Hof in de bergen nabij Bergisch Gladbach bij Keulen. We mogen niet onderschatten wat die plek voor hem betekende. Bruch schreef over Igeler Hof : ‘Schöne Waldwege führten hinunter nach der Igeler Mühle und dem reizenden stillen Tal von Herrenstunden. Als Knabe und als Jüngling durfte ich oft Wochen-, monatelang in dem lieben Haus zwischen den Nussbäumen wohnen, sinnen und arbeiten. Es war ein Asyl für stille Geistesarbeit wie man es sich nicht schöner denken konnte’. Voor hem was het dus een paradijs. Het werk zelf was eerst bedoeld als concerto maar nadien bedacht hij zich. Ook dit stuk was geschreven voor de violist Pablo de Sarasate, hij liet zelfs aan zijn uitgever Simrock weten dat het er echt alleen maar gekomen was op Sarasate’s aandringen. Het eerste deel ‘andante con moto’ is langzaam en gebaseerd op Noorse folk muziek. Naarmate het derde deel in zicht komt versnelt het tempo en wisselen snelle en langzame delen elkaar af, zonder ontwikkeling echter van enig drama. Het laatste deel ‘allegro energico e vivace’ is geschreven op maat van de Sarasate en vraagt serieuze techniek. Het voelt mediterraan aan, net zoals de Sarasate als persoon. Suite op Russisch thema op. 79b (1903) In 1903 schreef Bruch zijn eerste orkestsuite die hij baseerde op Russische volksmuziek. Merkwaardig genoeg hebben deze suites (hij schreef er in totaal drie) de tand des tijds goed doorstaan, en worden de laatste jaren weer verschillende nieuwe opnames op de markt gebracht. Al zijn suites zijn geïnspireerd op volksmuziek : de tweede op Zweedse volksmuziek (1906), de derde weer op Russische (1909) ditmaal met orgel. Die hoort u beiden volgende week. Lied op. 59 (5 liederen voor bariton) nr. 3 Zweites Kophtisches Lied Ter afsluiting nog even wat vocaal werk. Tijdens zijn periode aan het conservatorium in Berlijn schreef hij 5 liederen voor bariton (1892) die samengebracht werden in zijn catalogus als opus 59. U hoort het derde lied met als titel ‘Zweites Kophtisches Lied’. Het heeft iets heldhaftigs als de tekst evolueert: ‘Steht die Zunge selten ein; Du mußt steigen oder sinken, Du mußt herrschen und gewinnen Oder dienen und verlieren, Leiden oder triumphieren’. Samenstelling en research : Luc NijsPresentatie : Yves Van OoteghemProductie : La ClassicaSee omnystudio.com/listener for privacy information.
Na twee uitzendingen met uitstappen naar het vocale oeuvre en de kamermuziek van Max Bruch keren we deze week terug naar zijn orkestrale werk. We hoorden in vorige afleveringen reeds zijn eerste en tweede vioolconcerto en ook de eerste en tweede symfonie, maar van beiden schreef hij er drie. Hij deed er respectievelijk 13 en 17 jaar over sinds de tweede en tegen de tijd dat hij ze voltooide was hij reeds terug in Berlijn aangekomen. We spreken over 1882 (symfonie) en 1891 (vioolconcerto). Vioolconcerto nr. 3 in d-klein op. 58 We moeten eerlijk zijn. Ondanks de klassieke structuur met drie delen en heel wat klassieke thema’s heeft het derde vioolconcerto, net zoals zijn tweede concerto, nooit het niveau gehaald en aandacht gekregen van zijn eerste vioolconcerto. Dit zelden gespeelde derde vioolconcert van Bruch is een meesterlijk stuk muziek dat de confrontatie aangaat met dat van Johannes Brahms, zowel naar de vorm als de omvang. Het duurt maar liefst zo’n kleine veertig minuten (het eerste deel werd gepland als een zelfstandig Concert-Allegro). Mogelijks is de lengte een deel van het probleem is. Op aandringen van Joseph Joachim (vriend en zijn baas aan het conservatorium van Berlijn) is het toch een driedelig concert geworden, en zowel hij als Pablo De Sarasate hebben hun uiterste best gedaan om het onder de publieke belangstelling te brengen. Helaas, Bruch maakte het zichzelf niet gemakkelijk door op zijn dertigste in de roos te schieten met een onsterfelijke eerste vioolconcert. Symfonie nr. 3 in E-groot op. 51 Zijn tweede symfonie kwam er in 1870, en zoals we eerder al aangaven was dat niet echt een succes te noemen. Hij wist dus dat als er ooit nog een derde symfonie zou komen, dat een doorslaggevend succes moest worden. Hij schreef aan zijn uitgever daarover : ‘Wenn ich jetzt noch einmal eine Sinfonie bringe, so muß sie durchschlagen – oder lieber gar nicht da sein’. Hij begon aan zijn derde symfonie te schrijven toen hij nog dirigent was van de Liverpool Symphonic (1880-1883), en voltooide het werk in 1882. In deze derde laat hij het donkere van zijn tweede symfonie, maar ook zijn aanhankelijkheid van de stijl van Brahms los. Hij schrijft daarover het volgende: ‘ Diese Symphonie ist ein Werk des Lebens, der Freude und der Gesundheit. Daß mir auch die dunklen Tiefen des menschlichen Herzens nicht unbekannt sind, beweist u. a. meine II. Symphonie. Die III. bildet zu ihr einen vollkommenen Gegensatz. Eigentlich sollte diese letztere die Überschrift 'Am Rhein' tragen, weil sie im Allgemeinen wohl für einen Ausdruck echt rheinischer Lebenslust und Freudigkeit gelten kann.’ De première was in New York op 17 december 1882. Hij kluste er nadien nog wat aan en de herziene versie werd voor het eerst opgevoerd in 1886 in het Leipziger Gewandhaus. De commentaren waren positief maar zoals gezegd het bleef toch allemaal in de schaduw staan van zijn eerste symfonie en meer nog, zijn eerste vioolconcerto. Merkwaardig is dat hij tussen de periode van zijn derde symfonie en derde vioolconcerto enkel koorwerken publiceerde. Uiteindelijk lag daar zijn hart. Enigzins komisch dat je de geschiedenis kan overleven met werken die niet eens nauw aan je hart liggen. Met al die grote mooie werken zou je bijna vergeten dat voor Bruch de nadruk steeds is blijven liggen bij het doceerwerk. Zo mag hij tot zijn leerlingen (aan het conservatorium Berlijn) rekenen: de latere operette koning Oscar Straus, de componist Eduard Künneke, de Noorse componist Fartein Valen, de Poolse orgel-componist Feliks Nowowiejski (bekend met name voor zijn opera- en operettewerk), de Engelse componist Ralph Vaughan Williams, de Nederlandse componiste Elisabeth Kuyper alsook de Japanse componist Kōsaku Yamada. Samenstelling en research : Luc NijsPresentatie : Yves Van OoteghemProductie : La ClassicaSee omnystudio.com/listener for privacy information.
De strijkwartetten van Bruch zijn erg lang onontgonnen domein gebleven. Pas in 2016 toen het Nederlandse label Brilliant Classics ze op cd zette kwam er beweging in. Er bestaat wel een uitgave uit 1993 maar die wordt weggezet als ‘te academisch’, en maakte al bij al weinig indruk. Het allereerste kwartet in c-klein schreef de veertienjarige Bruch in 1852 maar werd pas in 2013 teruggevonden en uitgegeven. Dat wil zeggen de hoekdelen, want de middendelen 2 (Adagio) en 3 (Scherzo, Allegro molto) zijn oerversies van het 'officiële' eerste kwartet op. 9 (ook in c-klein) uit 1858. De sfeer van alle drie de kwartetten (opus 10 is uit hetzelfde jaar) is fris, warm, elegant en geheel Mendelssohniaans, en dat is een compliment aan de piepjonge Bruch. Zo worden ze hier ook gepresenteerd, want het Duitse Diogenes Quartet speelt deze muziek met liefdevolle energie. Een prachtig pleidooi voor de vroege Bruch. Net als veel andere 19e eeuwse componisten had ook Bruch kennelijk tijd nodig om een balans te vinden tussen vrije expressie en formele compositiemodellen. Deze spanning is ook aanwezig in zijn beide vroeg gecomponeerde strijkkwartetten uit 1856 en 1860. Toch zijn deze kwartetten zeker geen jeugdige curiositeiten. We dienden wat te selecteren daar we ze niet allemaal in 1 uitzending kregen. Er werd gekozen voor het strijkkwartet op. 9 en 10 alsmede het in 2013 teruggevonden kwartet in c-klein. Voor de twee andere strijkkwartetten (in a-klein en A-groot) kunnen we verwijzen naar de excellente opnames uit 2018 op Hyperion met het Nash Ensemble. In tegenstelling tot de strijkkwartetten die je zal horen zijn deze twee gecomponeerd einde loopbaan (1918). De strijkkwarteten in deze aflevering dateren uit de periode 1852-1860. Bruch doceerde toen in Keulen en dat was zijn eerste baan. Het kwartet in c-klein uit 1852 (maar pas in 2013 teruggevonden) schreef hij toen hij nog studeerde bij Ferdinand Hiller in Frankfurt. Strijkkwartetten op. 9 & 10 (alsook op. posth. in c 1. Adagio ma non troppo en 2. Adagio) Samenstelling en research : Luc NijsPresentatie : Yves Van OoteghemProductie : La ClassicaSee omnystudio.com/listener for privacy information.
Vandaag grasduinen we een beetje in de andere delen van het oeuvre van Bruch. In zijn koorwerken bijvoorbeeld valt meteen het werk ‘Frithjof’ op maar ook zijn liederencycli zijn interessante en hoogst onbekende pareltjes. Frithjof op. 23 Dit werk uit 1864 heet volledig ‘Frithjof: Szenen aus der Frithjof-Sage’. Het betreft hier een cantata die gebaseerd is op een dertiende eeuwse Ijslandse saga, die werd herwerkt door de Zweedse dichter Esaias Tegner. Typisch Bruch is dat hij een Duitse vertaler (Gottlieb Mohnike) aansprak voor de tekst maar deze uiteindelijk toch zelf aan elkaar knipte en plakte. Het werk voorziet in twee protagonisten: Frithjof (bariton) en Ingeborg (sopraan) en ging in première op 20 november 1864 in Aken. Bruch was op dat moment docent in Keulen waar hij sedert zijn afstuderen in 1858 aan de slag was. Hij was erg tevreden over die eerste uitvoering, althans dat is wat hij schreef aan zijn moeder enkele dagen later. Bruch werkte acht jaar aan het stuk en begon er reeds aan tijdens zijn studententijd. Romanza op. 42 Weet u nog uit de vorige aflevering dat het tweede vioolconcerto een beetje een valse start kende, waarbij Bruch eerst niet voorbij het eerste deel geraakte en nadien dan maar een heel nieuw concerto schreef en het eerste deel apart liet bestaan ? Dat werd de Romanza op. 42. Er wordt gefluisterd dat het niet verder afschrijven te maken heeft met een relatie die hij had met Amalie Heydweiller, een studente van hem. Anderen beweren dan weer dat zij er voor heeft gezorgd dat die eerste beweging überhaupt werd afgewerkt. Het ware verhaal zullen we allicht nooit te weten komen. Trouwen deed Bruch overigens pas jaren later (1880) met de zangeres Clara Tuczek met wie hij 4 kinderen kreeg. Dat Romanza op. 42 zelfstandig is blijven bestaan had vooral te maken met de positieve feedback die hij kreeg van vrienden tijdens een informele introductie van het stuk. Lied nr. 1 op. 7 Altes Lied Bruchs eerste liederencyclus bestond uit zes liederen. Daaruit horen we ter afsluiting het eerste dat de titel ‘Altes Lied’ meekreeg. De cyclus werd voor het eerst opgenomen in 2010 met Hiroaki Masuda. Samenstelling en research : Luc NijsPresentatie : Yves Van OoteghemProductie : La ClassicaSee omnystudio.com/listener for privacy information.
In deze aflevering duiken we verder in de concertstukken van Bruch. Zijn eerste vioolconcerto uit 1867 was zoals in aflevering 1 aangehaald een doorslaand succes, zodanig zelfs dat het al zijn latere werken heeft overschaduwd. Het leven is niet makkelijk als je voor 1 werk bekend staat en tegelijkertijd in de schaduw leeft van andere componisten zoals Johannes Brahms en Felix Mendessohn, naar wie Bruch zelf ook opkeek. Vandaag in de uitzending: Vioolconcerto nr. 2 op. 44 in d-klein (Jochen Brusch – Tübinger Ärzteochester) 10 jaar na het eerste, in 1877, volgde zijn tweede vioolconcerto. In feite was het 1874 want zijn romance voor viool en orkest op. 42 was bedoeld als het eerste deel van zijn volgende vioolconcerto. Hij kreeg er echter geen vervolg voor geschreven en liet het stuk dan maar zelfstandig bestaan. Overigens, hij had de Spaanse componist Pablo de Sarasate beloofd een ‘echt’ vioolconcerto voor hem te schrijven. Dat werd Bruchs tweede vioolconcerto. Het bleef hem steeds wat hoog zitten dat zijn tweede vioolconcerto het eerste nooit echt kon evenaren, maar laten we eerlijk zijn. Bruch schreef zijn twee vioolconcerto’s en Scottish Fantasy in een periode waarin (het Vioolconcert van Brahms dateert uit dezelfde tijd) maar twee vioolconcerten internationale status hadden bereikt; dat van Beethoven en Mendelssohn (Mozart werd toen nog niet serieus genomen). Dat is niet verkeerd lijkt me.Bruch was echter een aartsconservatief die niets van de nieuwlichterij van Liszt en Wagner moest weten. Het tweede vioolconcerto blijft dus een beetje mat en te dicht bij de grond. Toch deed Pablo de Sarasate het schitteren tijdens de première op 4 november 1877 in London. Schotse fantasie in Es-groot op. 46 (Cho-Liang Lin - Chicago Symphony Orchestra) De Schotse fantasie componeerde Bruch slechts 2 jaar na zijn tweede vioolconcerto (1880). Zoals de titel doet vermoeden zijn het thema’s (4) gebaseerd op Schotse folk muziek. Het werk ging een jaar later (1881) in première. Vermits hij Schotland nog nooit had bezocht tot na de première van het werk, liet Bruch zich inspireren door de Schotse bibliotheek in München. Het stuk werd uitgevoerd door het Liverpool Philharmonic waar hij op dat moment dirigent was. Ave Maria voor cello en orkest op. 61 (Julius Berger - Nationales Rundfunk Sinfonieorchester Polen) Een kleine afsluiter in deze aflevering is het Ave Maria voor cello en orkest uit 1892. Bruch had net een jaar eerder de post compositie overgenomen aan het conservatorium in Berlijn. Het werk is eigenlijk de zesde beweging uit ‘Der Feuerkreuz (op. 52)’ waar hij in parallel aan werkte. Het is een virtuoos stuk met een prima balans tussen instrument en orkest, maar wordt evenwel gezien als lastig te spelen, vooral omwille van de langzame delen die een extreme zuiverheid vereisen van de cellist. Samenstelling en research : Luc NijsPresentatie : Yves Van OoteghemProductie : La ClassicaSee omnystudio.com/listener for privacy information.
De Duitse componist Max Bruch leefde van 1838 tot 1920. Hij stierf dus precies honderd jaar geleden en dat maakt van 2020 een jubileumjaar. 2020 staat dan misschien vooral bekend omwille van het 250ste geboortejaar van Ludwig van Beethoven, Max Bruch verdient zeker evenveel aandacht. Dat doen we dit voorjaar met een acht-delige serie over zijn leven en zijn werk. We houden hierbij geen chronologiche volgorde aan, maar mengen oud en nieuw, bekend en minder bekend, vocaal en orchestraal werk. Bruch staat duidelijk in de romantische traditie, waartoe Liszt, Brahms, Schumann, Chopin en zelfs Wagner en Verdi behoren. Het oeuvre van Bruch is breder dan waarvoor hij bekend staat. Het omspant alles; pianomuziek, orchestrale werken, concerto’s, opera en ander vocaal werk (oratoria, liedercycli, etc.). Het vocale genoot zijn voorkeur, merkwaardig genoeg dat deel van zijn oeuvre waar hij het minst bekend mee werd. Hij werd zoals gezegd geboren in 1838 in Bonn en ontving zijn eerste muzieklessen van zijn moeder. Zijn formele muziekopleiding kreeg hij nadien voornamelijk van Ferdinand Hiller en Carl Reinecke. Hoewel zijn werken duidelijk romantisch van inslag zijn neemt dit niet weg dat binnen die traditie hij blijkt geeft van een gevoel voor unieke melodieën en een nadruk op traditionele compositiestructuren. Vandaag staan er drie werken op het programma. Het eerste vioolconcerto nr. 1 in g-klein op. 26 Dit werk voltooide hij in 1866 en het ging dat jaar ook in première. Daarna onderging het nog flink wat wijzigingen waarbij Bruch hulp kreeg van de toonaangevende violist Joseph Joachim. In 1868 kende het dan een hernieuwde première. Het werk is opgebouwd in drie traditionele delen : allegro moderato-adagio-allegro energico. Wat speciaal is, is dat de delen hier bijzonder met elkaar verweven zijn. Het eerste deel beschrijft Bruch zelf dan ook als een ‘Vorspiel’, een prelude. Vanaf het begin was dit vioolconcerto erg populair, niet enkel bij het publiek maar met name ook bij de violisten zelf. Zo populair zelfs dat hij enkele jaren na de première aan zijn uitgever (Simrock Verlag) schreef „Nichts gleicht der Trägheit, Dummheit, Dumpfheit vieler deutsche Geiger. Alle vierzehn Tage kommt einer und will mir das erste Concert vorspielen : ich bin schon grob geworden und habe zu Ihnen gesagt : Ich kann dieses Concert nicht mehr hören – habe ich vielleicht nur dieses eine Concert geschrieben ? Gehen Sie hin und spielen Sie endlich einmal die anderen Concerte, die ebenso, wenn nicht besser sind!“. Symfonie nr. 1 in Es-groot op. 28 Reeds tijdens zijn studententijd had Bruch al wat symfonie-achtige werken aan het papier toevertrouwd, maar niets daarvan heeft de tand des tijds doorstaan. Op zijn eerste echte symfonie moeten we wachten tot 1868. Op dat moment was zijn bekendheid vooral te danken aan zijn eerste vioolconcerto dat hij enkele jaren eerder voltooide. Het was hem toen al duidelijk dat het fenomenale succes van zijn eerste concert de verspreiding van zijn andere muziek in de weg stond. Zeer vervelend en frustrerend voor Bruch. Dat hij echter wel degelijk het muzikale peil van zijn eerste vioolconcert kon evenaren blijkt in de symfonie nr. 1. Hierin toont hij zich van zijn sterkste kant, met een lyrisch vermogen dat tegelijkertijd meeslepend en ingetogen is, hetgeen met name in het eerste en het derde deel fraai tot uiting komt. Canzone voor cello en orkest op. 55 Het derde werk van vandaag is een kort werk voor cello en orkest uit 1891, dus een flink eind later in zijn leven. Het was in eerste instantie bedoeld als een vocaal werk op tekst van Goethe’s Claudine von Villabella. Het werk kent een zekere luchtigheid en eenvoud. Dat zou wel eens kunnen kloppen want Bruch schreef het werk in 1890 tijdens een lange vakantie in het Igeler Hof in Bergisch Gladbach nabij Keulen. Het pand behoorde toe aan de familie van een vriendin van Bruch’s moeder die de naam Katherina Theresia Niessen had meegekregen. Deze dame had nog bij zijn moeder zanglessen genomen. Haar familie (de familie Niessen) woonde in Brussel. De meesterwerken van Bruch, hoor je elke zondagavond tussen 8 en 9 uur op La Classica. Samenstelling en research : Luc NijsPresentatie : Yves Van OoteghemProductie : La ClassicaSee omnystudio.com/listener for privacy information.