Ds. A. Vroegindeweij: Vuur nodig! (3)
Description
‘Maar dit mogen we toch weten, dat de Heere zelf zijn kerk in stand houdt. En we denken hierbij aan hetgeen Bunyan vertelt in zijn bekende boekje “De Christenreis”. In het huis van Uitlegger ziet Christen een gloeiend haardvuur tegen een van de murenbranden. Een man stond naast het vuur en hij wierp er onophoudelijk emmers water in, in de hoop, dat hij de vlammen zou kunnen uitblussen. Maar het lukte hem niet, want hoe meer water hij in het vuur wierp hoe hoger de vlammen oplaaiden. Christen is daarover zeer verbaasd, maar Uitlegger neemt hem mee naar de andere kant van de muur en daar stond een man met een kan olie in zijn hand en daaruit wierp hij steeds olie op het vuur, zodat het niet uitging.
En Uitlegger verklaart aan Christen hoe de satan altijd bezig is om het werk van de genade in het hart van de mens te blussen. Maar die vlammen kunnen niet geblust worden omdat Christus de olie van de Geest op het vuur werpt.
Dat mag de troost zijn in onze donkere tijden. Christus houdt Zijn werk in stand ook tegen afval en dwaling. En door de Geest van Christus gaan alle ware belijders getuigen van de Waarheid Gods. Dat er onder ons dan maar meer en meer van zulke levende getuigen op mogen staan, predikers en eenvoudige gemeenteleden, mannen op vooraanstaande posten en eenzame bidders ergens weggescholen, die aangestoken door het vuur van de Heilige Geest levende getuigen mogen zijn in het midden van onze kerk en van ons volk.
Nu zal het altijd strijd blijven tot de dag van de wederkomst van Christus toe. Maar de waarheid zal zegevieren! Niet wij zullen overwinnen, maar Christus zal overwinnen en alle ware belijders zullen in Hem meer dan overwinnaars zijn.
Dat mag onze troost wezen in onze dagen van worsteling en strijd om Gods waarheid, waar in wij maar al te vaak verslappen: De overwinning is toch aan Hem, die op het witte paard zit en die uitging overwinnende en opdat Hij overwon. Wanneer wij overwonnen zijn door die Christus, dan zullen ook wij overwinnen. Want die volharden zal tot het einde, die zal zalig worden.’